Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, een B.V., had beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die was opgelegd voor het rijden op het trottoir op 20 juni 2022 in Tilburg. De officier van justitie had het beroep echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de boete op 20 juli 2022 al was vernietigd. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, heeft het woord gevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie de beschikking tot vernietiging van de boete op 20 juli 2022 had genomen en dat het beroepschrift pas op 2 augustus 2022 was ingediend. Hierdoor had betrokkene geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De kantonrechter heeft verwezen naar eerdere uitspraken die bevestigen dat de kans op fouten in het aanmaak- en verzendproces van het CJIB nagenoeg uitgesloten is. De gemachtigde heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de vernietigingsbrief niet was verzonden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier K. Verdult. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de vereisten wordt voldaan.