ECLI:NL:RBZWB:2024:5324

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
BRE 22/5165
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) beoordeeld. De naheffingsaanslag van € 9.558 werd opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, die het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de zaak op 12 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, gebaseerd op de waarde van de auto, een Mercedes-Benz AMG GLC 63 S 4Matic, die in het buitenland was geregistreerd. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de juiste waarde heeft gehanteerd voor de bepaling van de bpm, en dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van schade die een waardevermindering rechtvaardigt.

Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding (ISV) vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met ongeveer drie maanden is overschreden en heeft belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toegekend. De rechtbank heeft ook proceskosten van € 218,75 toegewezen aan belanghebbende, die door de Staat moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5165

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] h.o.d.n. [bedrijf] Cars, uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 oktober 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 9.558 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: als waarnemer van de gemachtigde van belanghebbende [naam] en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Van hetgeen op de zitting is besproken, is een proces-verbaal opgemaakt waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.
1.5.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft een uit het buitenland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type Mercedes-Benz AMG GLC 63 S 4Matic (hierna: de auto) doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. De auto is voor het eerst op 14 mei 2018 in het buitenland toegelaten tot het verkeer op de weg.
3.1.
Met het oog op de registratie in het kentekenregister heeft belanghebbende op 24 november 2021 aangifte voor de bpm gedaan. Volgens deze aangifte bedraagt de verschuldigde bpm voor de auto € 8.368. Bij de aangifte is een taxatierapport van Leitex Auto Taxaties BV gevoegd (het rapport). Volgens het rapport bedraagt de historische nieuwprijs, de historische bruto bpm en de handelsinkoopwaarde van de auto respectievelijk € 175.979, € 49.113 en € 30.000. De taxateur heeft voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde tot uitgangspunt genomen de koerslijstwaarde van Autotelex Pro van € 75.850 (tellerstand: 37.293). Op dit bedrag heeft de taxateur een bedrag van € 45.850 in mindering gebracht om tot een taxatiewaarde (handelsinkoopwaarde) te komen van € 30.000. Volgens het rapport bedragen de gecalculeerde reparatiekosten € 17.264,80.
3.2.
Namens de inspecteur is de auto door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) geïnspecteerd en getaxeerd. De bevindingen daarvan zijn in een rapport vastgelegd. Volgens DRZ volgt uit het VWE SilverDAT/VIN informatiesysteem dat de auto een catalogusprijs heeft van €181.830 en volgt uit de koerslijst van Autotelex Pro een waarde voor een gelijksoortige gebruikte auto van € 76.696 (tellerstand: 37.323).
In het rapport van DRZ staat onder meer:
“Alle opgegeven herstelposten zijn niet aangetroffen. Het voertuig is in een zeer nette staat passend bij de leeftijd en kilometerstand. Er zijn geen redenen tot een
afwaardering op de handelsinkoopwaarde
In de aangifte is het gebruikte uitgangspunt voor de handelsinkoopwaarde berekend op basis van de koerslijst AutotelexPro. De uiteindelijke berekening van
de handelsinkoopwaarde wijkt hiervan af. Enige onderbouwing van de uiteindelijke
waarde is niet terug te lezen in de aangifte.”
3.3.
De inspecteur heeft in zijn kennisgeving van 8 april 2022 het volgende, voor zover van belang, aan belanghebbende verzocht/medegedeeld:
“Aankoopfactuur/inkoopverklaring
Een taxateur is verplicht om een aankoopfactuur of inkoopverklaring toe te voegen aan het taxatierapport (…). U hebt geen aankoopfactuur of inkoopverklaring bijgevoegd. (…) Ik verzoek u om een aankoopfactuur of inkoopverklaring van de auto binnen drie weken na dagtekening van deze kennisgeving naar mij toe te sturen.
Reparatiekosten
In het taxatierapport is op 24 november 2021 een bedrag van € 17.264,90 (inclusief BTW) aan schade gecalculeerd. (…). Indien u van mening bent dat op het moment van aangifte sprake is van (meer) schade, dan dient u de schade aannemelijk te maken, bijvoorbeeld door het overleggen van reparatienota's en grote kleurenfoto's. Het taxatierapport alleen is daarvoor onvoldoende nu DRZ geen schade anders dan gebruikssporen heeft vastgesteld.
Waardebepaling DRZ
Tijdens de fysieke schouw heeft DRZ geconstateerd dat de auto in een zeer nette staat verkeert. Tevens heeft de auto te koop gestaan op de veilingwebsite van Automotive Auctions (27 oktober 2021). In de advertentie wordt aangegeven dat de auto "gebruikssporen/schades rondom naar leeftijd/km-stand" heeft. Uit de foto's op de websites blijkt verder dat (1) de tellerstand 37.207 km bedraagt, (2) er geen sprake is van storingen, en (3) de servicebeurt over 281 dagen dient plaats te vinden.”
Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken na dagtekening van deze kennisgeving te reageren.
3.4.
De inspecteur heeft met dagtekening 3 juni 2022 de bestreden naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. Voor de bepaling van de verschuldigde bpm van de auto van € 17.926 is de inspecteur uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 181.830, een historische bruto bpm van € 49.113 en een handelsinkoopwaarde van € 76.696.

Overwegingen

Herleidingsmethode
4. De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [1] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023 [2] .
Waardevermindering wegens schade(verleden)
4.1.
De inspecteur heeft gesteld dat DRZ heeft geconstateerd dat de door de taxateur
van belanghebbende opgenomen schadeposities, behoudens gebruikersschade, niet op de auto zijn aangetroffen. Ook heeft DRZ grotere en duidelijkere foto’s van de auto tijdens de schouwing verstrekt in tegenstelling tot de fotoreportage van de taxateur van belanghebbende. De inkoopfactuur kan duidelijkheid verschaffen over de door belanghebbende voorgestane waarde.
Belanghebbende heeft ter zitting zijn standpunt over de gestelde ondeskundigheid van de medewerkers van DRZ ingetrokken.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto ten tijde van de indiening van de aangifte schade had die een waardevermindering van de auto rechtvaardigt. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een schadeverleden dat eveneens een waardevermindering van de auto rechtvaardigt. De rechtbank merkt nog op dat in het rapport een schadecalculatie is opgemaakt van € 17.264 terwijl een bedrag van € 45.850 in mindering op de koerslijstwaarde is gebracht om tot een handelsinkoopwaarde van € 30.000 te komen die belanghebbende zich voorstaat. De rechtbank is het met de inspecteur eens dat de inkoopfactuur van de auto meer duidelijkheid kan verschaffen over de schade dan wel het schadeverleden van de auto. Belanghebbende heeft deze niet verstrekt en bij deze stand van zaken ziet de rechtbank geen aanleiding om het standpunt van belanghebbende te volgen.
Slotsom
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat, nu belanghebbende de historische nieuwprijs van de auto niet heeft betwist, de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd.
Immateriëleschadevergoeding (ISV)
4.4.
Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van ISV vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 9 juni 2022 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 31 juli 2024. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 3 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. Omdat de bezwaarfase afgerond 4 maanden heeft geduurd, komt alle ISV voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Wel heeft belanghebbende recht op een ISV van € 500.
5.1.
Omdat het verzoek om ISV wordt toegewezen, komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van zijn proceskosten voor het indienen van dat verzoek. Omdat het verzoek is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, kent de rechtbank voor deze rechtsbijstand 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 875 en wegingsfactor 0,25 [3] , wat neerkomt op € 218,75. De Staat moet die kosten vergoeden.
5.2.
Belanghebbende krijgt het griffierecht niet vergoed, omdat het verzoek om ISV is gedaan na het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024 [4] en de rechtbank daar onvoldoende aanleiding voor ziet.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 500;
  • veroordeelt de Staat tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 31 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

3.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
4.Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, rov. 7.1.1 en 7.1.2.