ECLI:NL:RBZWB:2024:5339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
10576261 \ MB VERZ 23-338
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, samenhangende zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, specifiek op de Chassé Promenade te Breda op 9 december 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong van Skandara B.V., heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de eerdere beschikking had vernietigd. Tijdens de zitting op 7 juni 2024 zijn de betrokkene en de gemachtigde niet verschenen, terwijl de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, wel aanwezig was.

De gemachtigde heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte samenhang heeft aangenomen bij de proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat de beroepschriften van de gemachtigde identieke standaardverweren bevatten, wat duidt op samenhangende zaken. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarin wordt gesteld dat samenhangende zaken zijn gedefinieerd als bezwaren die gelijktijdig zijn behandeld en waarbij rechtsbijstand door dezelfde persoon is verleend.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van samenhangende zaken en dat er geen aparte inspanning is geleverd in deze zaak. Daarom heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10576261 \ MB VERZ 23-338
CJIB-nummer : 7062 5422 5462 3918
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op Chassé Promenade te Breda op 9 december 2022 om 12:15 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de officier van justitie ten onterechte samenhang heeft aangenomen bij de proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gemachtigde heeft in alle beroepschriften slechts standaard verweren gebruikt. Bij de verweren wordt gebruik gemaakt van nagenoeg identieke standaard teksten. Dit betekent dat gemachtigde identieke werkzaamheden heeft verricht bij de beroepschriften. Hierdoor blijkt dat er wel sprake is van samenhangende zaken. De beroepsgronden zijn op identieke wijze opgesteld, waarbij het niet doorslaggevend is dat er verschillende feitcodes, verschillende CJIB-nummers en verschillende namen van betrokkene zijn gebruikt.

Overwegingen

Artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt dat onder samenhangende zaken het volgende wordt begrepen: door een of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren, die door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a, is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van die zaken (nagenoeg) identiek konden zijn.
Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2022:3771, hier sprake van samenhangende zaken als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Er is geen aparte inspanning geweest in deze zaak.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: