Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[verweerder 1]
[verweerder 2]
[verweerder 3]
[verweerder 4]
[verweerder 5]
[verweerder 6]
[verweerder 7]
[verweerder 8]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 1 augustus 2024, is het verzoek van [verzoekster] tot opheffing van conservatoire beslagen op een woning en twee bankrekeningen afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van de [erven] uitvalt, die vorderingen hebben op de nalatenschap van erflaatster. De rechtbank stelt vast dat de schulden in verband met de woning gering zijn en dat er geen dreiging van executie door de bank is. De [erven] hebben conservatoir beslag gelegd op de woning en bankrekeningen om hun vorderingen veilig te stellen, en de rechtbank concludeert dat het belang van de [erven] bij het behoud van de beslagen zwaarder weegt dan het belang van [verzoekster] bij opheffing daarvan. De rechtbank wijst erop dat de beslagen zijn gelegd voordat de vereffening van de nalatenschap was aangevangen, en dat de [erven] een procedure hebben lopen waarin zij hun vorderingen op de nalatenschap bepleiten. De rechtbank concludeert dat het voor de vereffening van de nalatenschap niet nodig is om de beslagen op te heffen, en wijst het verzoek van [verzoekster] af. Tevens wordt [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van de [erven].