ECLI:NL:RBZWB:2024:5386
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- M. van Kralingen
- A. Zander
- J. de Roos
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond in bestuursrechtelijke procedure
Op 1 augustus 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. Het verzoek was gericht tegen mr. Peters, die als bestuursrechter optreedt in twee hoofdzaken. De verzoeker had op 17 juli 2024 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt. Dit zou zijn ontstaan doordat de rechter zijn verzoek om telefonisch deel te nemen aan de zitting op 16 augustus 2024 had afgewezen. De verzoeker stelde dat hij niet in staat was om de reis naar Breda te maken en dat een telefonische deelname noodzakelijk was om het beginsel van hoor en wederhoor te waarborgen.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat er sprake is van vooringenomenheid.
Na beoordeling van de aangevoerde gronden kwam de wrakingskamer tot de conclusie dat de beslissing van de rechter om het verzoek tot telefonische deelname af te wijzen een procesbeslissing betreft. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd daarom kennelijk ongegrond verklaard, en de behandeling van de hoofdzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.