ECLI:NL:RBZWB:2024:5445

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
11024406 \ MB VERZ 24-402
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens meerdere boetes voor geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het inrijden van een geslotenverklaring op de Houtmarkt in Breda op 31 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 7 juni 2024, waar de zittingsvertegenwoordiger mr. I.M.E. van der Meijden namens de officier van justitie aanwezig was, heeft betrokkene niet deelgenomen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden van opengebroken wegen en omleidingen in de binnenstad van Breda. Hij stelde dat hij als bestemmingsverkeer onderweg was naar een hotel en dat hij zijn fout wilde corrigeren door niet opnieuw de Houtmarkt in te rijden.

De kantonrechter heeft overwogen dat het opleggen van meerdere boetes voor dezelfde gedraging in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden. Dit kader vereist dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. In dit geval was de eerste boetebeschikking gedateerd op 17 september 2033, wat betekent dat de tweede boete, die twee minuten na de eerste was opgelegd, niet rechtsgeldig was. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het bedrag van € 109,- aan betrokkene moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11024406 \ MB VERZ 24-402
CJIB-nummer : 1062 5422 5225 0348
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen bord C12 op te Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 31 augustus 2022 om 18:58 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat in de binnenstad van Breda veel opengebroken wegen en omleidingen waren. Betrokkene is om 18:57 uur beboet voor het inrijden van de Houtmarkt (richting de Karnemelkstraat) en om 18:58 uur beboet voor het inrijden van de Houtmarkt (richting Oude Vest). Hieruit blijkt volgens betrokkene dat hij zijn fout wilde corrigeren en daarbij weer de verkeerde straat is ingereden. Bovendien stelt betrokkene bestemmingsverkeer te zijn aangezien hij onderweg was naar [hotel] .
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat de tweede boete in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018. De eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete opgelegd kan worden, maar de boetes zijn twee minuten na elkaar opgelegd.

Overwegingen

De kantonrechter overweegt dat het in deze zaak gaat om het opleggen van meerdere boetes voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, vastgesteld via digitale handhaving. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierover in een arrest van 24 februari 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:1663) - kort samengevat - geoordeeld dat het “Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018” (hierna: het Beleidskader) voorschrijft dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. De gedachte hierachter is dat een betrokkene pas na ontvangst van de eerste boete in de gelegenheid is om zijn of haar gedrag aan te passen.
In dit geval is de eerste boetebeschikking (voor een overtreding op 31 augustus 2022) gedateerd 17 september 2033. De tweede boete betreft een overtreding op 31 augustus 2022, dat is vóór de datum van verzending van de eerste boetebeschikking. Dit betekent dat het opleggen van deze tweede boete in strijd is met het Beleidskader.
Het beroep is dus gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: