Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- over het jaar 2019 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.897, en gelijktijdig beschikkingen waarbij een boete is opgelegd van € 934 en belastingrente in rekening is gebracht van € 173 (zaaknummer 23/3367);
- over het jaar 2019 een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) naar een bijdrage-inkomen van € 5.473, en gelijktijdig een beschikking waarbij belastingrente in rekening is gebracht van € 28;
- over het jaar 2020 een navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.239, en gelijktijdig beschikkingen waarbij een boete is opgelegd van € 1.891 en belastingrente in rekening is gebracht van € 237 (zaaknummer 23/3368);
- over het jaar 2020 een navorderingsaanslag Zvw naar een bijdrage-inkomen van € 9.145, en gelijktijdig een beschikking waarbij belastingrente in rekening is gebracht van € 31.
Beoordeling door de rechtbank
.Wel heeft belanghebbende recht op een hogere kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gericht tegen de uitspraak op bezwaar over de beslissing van de inspecteur met betrekking tot de kostenvergoeding gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar over de beslissing van de inspecteur met betrekking tot de kostenvergoeding;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van de proceskosten van belanghebbende van € 1.124,25;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.