2.8.Op 26 januari 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de gemachtigde van [gedaagde 1] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“Opstal
In het voorjaar van 2020 heeft u een opstal gerealiseerd of doen realiseren op uw perceel aan de [adres 2] te [plaats] , kadastraal bekend [perceel 1] . Het betreft de opstal die zich op het uiterst zuid-westelijke gedeelte van uw perceel bevindt, en dat de uiterlijke verschijningsvorm van een tuinhuis heeft. U heeft voorafgaand aan of tijdens de realisatie van de opstal geen contact met cliënten opgenomen over de exacte locatie va de opstal.
Na de realisatie van de opstal stelden cliënten vast dat deze ook deels op hun perceel is gerealiseerd. Het betreft he perceel [adres 1] , kadastraal bekend [perceel 2] . BIJ brief va 13 mei 2020 hebben cliënten u hiervan mededeling gedaan, en u verzocht de opstal, voor zover gebouwd op het perceel van cliënten, te (doen) verwijderen. Een afschrift van de betreffende brief heb Ik voor u bijgevoegd.*
Aan dit verzoek heeft u vooralsnog niet voldaan. Naar ik van cliënten heb begrepen, stelt u zich op het standpunt dat het betreffende gedeelte van het perceel van cliënten, voor zover dat zich onder de opstal bevindt, door verjaring u eigendom is geworden. Cliënten betwisten dat de grond onder de opstal door verjaring uw eigendom zou zijn geworden.
Schutting
In dezelfde periode (voorjaar 2020) heeft u een schutting geplaatst of doen plaatsen op het perceel van cliënten, met aan 'uw' zijde van de schutting, bloembakken en bestrating. Cliënten hebben u bij eerdergenoemde brief van 13 mei 2020 eveneens verzocht de betreffende schutting, bloembakken en bestrating, voor zover deze zich op de grond va cliënten bevinden, te (doen) verwijderen.
Ook aan dit verzoek heeft u vooralsnog niet voldaan. Naar ik van cliënten heb begrepen, stelt u zich op het standpunt dat ten aanzien van de bloembakken en de bestrating sprake zou zijn van verjaring, en dat de schutting op uitdrukkelijk verzoek van cliënten op de betreffende locatie geplaatst zou zijn. Cliënten betwisten dat de grond onder bloembakken en bestrating door verjaring uw eigendom zou zijn geworden, alsook dat zij u expliciet (dan wel impliciet) verzocht zouden hebben de schutting op de betreffende locatie te plaatsen.
Een landmeter (specialist grensconstructie) verbonden aan het Kadaster heeft op 10 januari 2023 op verzoek van cliënten een grensreconstructie uitgevoerd. U heeft hiervoor een uitnodiging ontvangen, maar bent hierbij niet verschenen. Bij een grensreconstructie stelt een onafhankelijke derde (landmeter) middels de gegevens uit de kadastrale registratie en een meting op locatie vast wat de exacte perceelgrens is.
De landmeter heeft een relaas van bevindingen opgesteld.* Volledigheidshalve heb ik bij dit schrijven een kopie van de toelichting op het relaas van bevindingen en het veldwerk* en de reconstructie-coördinaten* gevoegd.
Uit dit onderzoek is onomstotelijk vast komen te staan dat uw opstal, uw schutting, uw bloembakken en uw bestrating geheel of gedeeltelijk zijn gerealiseerd over de erfgrens tussen uw perceel en dat van mijn cliënten. Dit is waar te nemen op pagina 2 van het relaas van bevindingen. Hierop is waar te nemen dat de opstal (afkorting: 'schr'), die zich grotendeels op [perceel 1] bevindt, over de rode stippellijn (perceelgrens) is gebouwd. Op basis van de ligging van de verschillende opstallen op de beide percelen, is eveneens waar te nemen dat de schutting, bloembakken en bestrating deels over de rode stippellijn zijn gerealiseerd.
Conclusie
Op basis van de grensreconstructie staat vast dat de opstal, de schutting, de bloembakken en de bestrating geheel of gedeeltelijk op het perceel van cliënten gerealiseerd zijn. Cliënten hebben u hiervoor geen toestemming verleend, en zullen u die toestemming ook niet verlenen. Cliënten betwisten dat zij u destijds verzocht zouden hebben de schutting deels op hun perceel te (doen) plaatsen. Cliënten betwisten voorts dat u door verjaring eigenaar zou zijn geworden va de grond onder de opstal, de bloembakken en de bestrating. Cliënten houden u voor dat het bewijsrisico voor de vermeende toestemming en verjaring op u rust.
Hierbij stel ik u gedurende veertien dagen na heden in de gelegenheid mij bewijsstukken c.a. toe te zenden waaruit volgens u blijkt van de vermeende toestemming en verjaring, dan wel mij mede te delen op grond waarvan u anderszins van oordeel bent dat de opstal, de schutting, de bloembakken en de bestrating zich rechtmatig aldaar bevinden vergezeld van bewijsstukken c.a. waaruit hiervan volgt.
Mocht van de vermeende toestemming en verjaring niet blijken, omdat u niet (tijdig) aan het vorenstaande voldoet, komt aan cliënten een vordering tot amotie toe. Deze vordering is gebaseerd op het eigendomsrecht van de grond uit artikel 5:1 BW en houdt in dat wanneer een gebouw of werk ten dele op het erf van een andere eigenaar is gebouwd, deze laatste bevoegd is om wegneming hiervan te vorderen. Cliënten vorderen hierbij dat u per ommegaande overgaat tot verwijdering van de opstal, de schutting, de bloembakken en de bestrating, voor zover deze zich op het perceel van cliënten bevinden. Hierbij zeg ik u tevens de kosten voor de grensreconstructie van € 460,00 en de kosten van juridische bijstand (tot en met heden te begroten op € 1.485,00 inclusief 21% BTW) aan.
Graag ontvang ik binnen twee weken na heden een inhoudelijke reactie op dit schrijven. Ik benadruk dat dit een laatste mogelijkheid is om te kunnen voldoen in de huidige vordering van cliënten. Indien uit uw reactie blijkt dat cliënten niet voldoende schadeloos gesteld zullen worden, zal ik namens hen een gerechtelijke procedure opstarten teneinde de afbraak, schadeloosstelling en kosten die verband houden met de vordering te vorderen.
Ter voorkoming van een eventueel lopende verjaring van de vorderingen van cliënten, behouden cliënten zich te aanzien van de bovengemelde vorderingen alle rechten voor. U dient deze brief te beschouwen als een stuiting van eventueel lopende verjaringstermijnen ‘.