ECLI:NL:RBZWB:2024:5550
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering wegens benadelingshandeling door ontslagname tijdens ziekte
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser inzake zijn recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het UWV heeft met het besluit van 15 augustus 2023 geweigerd aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen, omdat eiser een benadelingshandeling heeft gepleegd door een vaststellingsovereenkomst te ondertekenen terwijl hij ziek was. Eiser heeft op 1 mei 2023 ontslag genomen, wat volgens het UWV betekent dat hij zijn recht op loondoorbetaling tijdens ziekte heeft prijsgegeven. De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de ZW-uitkering blijvend geheel heeft geweigerd per 1 mei 2023. Eiser heeft aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van een medische oorzaak voor zijn ziekte, maar de rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser een benadelingshandeling heeft gepleegd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser gewogen, maar komt tot de conclusie dat er geen dringende redenen zijn om van het opleggen van een maatregel af te zien. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op de gevraagde uitkering en geen proceskostenvergoeding ontvangt.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 augustus 2024 en biedt inzicht in de toepassing van artikel 45 van de ZW, waarin wordt beschreven onder welke omstandigheden een uitkering kan worden geweigerd. De rechtbank benadrukt dat de maatregel alleen kan worden opgelegd als de benadelingshandeling aan de eiser kan worden toegerekend, en dat er geen sprake is van onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor eiser.