ECLI:NL:RBZWB:2024:5657
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WIA-uitkering weigering en herbeoordeling van medische en arbeidskundige beperkingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiser had in een eerder stadium, op 25 november 2020, een WIA-uitkering geweigerd gekregen, wat door het UWV in een bestreden besluit op 25 juni 2021 werd bevestigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank op 8 december 2022 de zaak heeft behandeld. In een tussenuitspraak van 2 maart 2023 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank oordeelt dat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek op medisch vlak heeft hersteld. De verzekeringsarts heeft de medische informatie over eisers maagklachten in de beoordeling betrokken en aanvullende beperkingen aangenomen. De rechtbank concludeert dat het UWV de belastbaarheid van eiser correct heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts.
Wat betreft de arbeidskundige beoordeling, heeft de arbeidsdeskundige de functies beoordeeld op basis van de aan de FML toegevoegde beperkingen. De rechtbank oordeelt dat de geselecteerde functies passend zijn en dat eiser in staat is deze werkzaamheden te verrichten. De rechtbank komt tot de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser correct is vastgesteld op 19,17%.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser heeft geen recht op een WIA-uitkering, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid onder de vereiste 35% ligt. Het UWV wordt veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.