ECLI:NL:RBZWB:2024:5657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 21/3573
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering weigering en herbeoordeling van medische en arbeidskundige beperkingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiser had in een eerder stadium, op 25 november 2020, een WIA-uitkering geweigerd gekregen, wat door het UWV in een bestreden besluit op 25 juni 2021 werd bevestigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank op 8 december 2022 de zaak heeft behandeld. In een tussenuitspraak van 2 maart 2023 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

De rechtbank oordeelt dat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek op medisch vlak heeft hersteld. De verzekeringsarts heeft de medische informatie over eisers maagklachten in de beoordeling betrokken en aanvullende beperkingen aangenomen. De rechtbank concludeert dat het UWV de belastbaarheid van eiser correct heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts.

Wat betreft de arbeidskundige beoordeling, heeft de arbeidsdeskundige de functies beoordeeld op basis van de aan de FML toegevoegde beperkingen. De rechtbank oordeelt dat de geselecteerde functies passend zijn en dat eiser in staat is deze werkzaamheden te verrichten. De rechtbank komt tot de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser correct is vastgesteld op 19,17%.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser heeft geen recht op een WIA-uitkering, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid onder de vereiste 35% ligt. Het UWV wordt veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3573

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Akdeniz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering aan hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
1.1.
In het besluit van 25 november 2020 (primair besluit) heeft het UWV eiser een
WIA-uitkering geweigerd per 28 november 2020. In het besluit van 25 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld.
1.2.
In de tussenuitspraak van 2 maart 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
1.3.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eiser is de gelegenheid geboden hierop te reageren. De rechtbank heeft geen reactie van eiser ontvangen.
1.4.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Overwegingen

2. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig en volledig is geweest. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) blijkt namelijk niet dat tijdens het onderzoek aandacht is besteed aan eisers maagzuur/maagklachten, waarvoor hij sinds 2018 de huisarts bezocht. De rechtbank heeft bepaald dat het UWV het gebrek in het bestreden besluit kan herstellen met inachtneming van de tussenuitspraak, door de belastbaarheid van eiser volledig te beoordelen en hierover te rapporteren, indien nodig aangevuld met een nieuwe arbeidskundige beoordeling.
Heeft het UWV het gebrek op medisch vlak hersteld?
4.1.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de verzekeringsarts b&b op 10 augustus 2023 een nadere rapportage opgesteld. De verzekeringsarts b&b heeft eiser gesproken over zijn maag(zuur)klachten tijdens een spreekuur. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiser niet doorverwezen naar een internist voor de maag(zuur)klachten, maar vanwege een wondje op de linkerschouder. Dit blijkt uit eisers verklaring tijdens de hoorzitting in bezwaar, het journaal van de huisarts en de brief van de internist-infectioloog van 22 januari 2020. De huisarts schrijft over de maagklachten dat bij een scopie eind 2016 een door reflux veroorzaakte slokdarmontsteking is gezien die onder meer pijn achter het borstbeen gaf. In september 2021 schrijft de MDL-arts dat eiser al jaren refluxklachten heeft. Bij een scopie wordt reflux tot hoog in de slokdarm bij een hernia diafragmatica gezien. Deze afwijking kan als oorzaak worden beschouwd voor het omhoogkomend maagzuur en de pijn achter het borstbeen. De verzekeringsarts b&b neemt aan dat deze afwijking en klachten ook op de datum in geding aanwezig waren, echter zonder ernstige, hinderlijke klachten gezien het weinig frequente huisartsbezoek. Niettemin ziet de verzekeringsarts b&b in de gegeven leefstijladviezen aanleiding eiser aanvullend beperkt te achten voor diep vooroverbuigen, voorovergebogen actief zijn en frequent buigen. De belastbaarheid van eiser met de aanvullende beperkingen is neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 augustus 2023.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat het UWV het gebrek op medisch vlak heeft hersteld. De verzekeringsarts b&b heeft de medische informatie over eisers maag(zuur)klachten in de beoordeling betrokken en aanvullende beperkingen aangenomen. Uit de medische stukken in het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat ten aanzien van de maag(zuur-) klachten te weinig beperkingen zijn aangenomen. Hiermee is sprake geweest van een zorgvuldig onderzoek betreffende de datum in geding (28 november 2020). Eiser heeft niet gereageerd op de rapportage van de verzekeringsarts b&b en de nieuwe FML, en daarmee de mate van beperkingen ten aanzien van de maag(zuur)klachten niet (langer) betwist.
4.3.
Daarnaast blijkt uit de rapporten van de verzekeringsartsen dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde lichamelijke en psychische klachten. De verzekeringsarts b&b heeft aandacht besteed aan de door eiser geclaimde fysieke beperkingen. Traumachirurg van Zutphen heeft bij brief van 20 mei 2019 aangegeven dat op een MRI van 5 maanden na de patellaluxatie links geen aanwijzingen voor kruisband- of kraakbeenletsel zijn geconstateerd. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij op de datum in geding nog beperkingen ondervond aan zijn knie en om medische redenen niet op normale wijze zou kunnen lopen. Fysiotherapie was gericht op herkrijgen van stabiliteit en beenkracht. Voor de wel geobjectiveerde verminderde spierontwikkeling in het linker bovenbeen zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van langdurig lopen/staan en traplopen.
Ook is de verzekeringsarts b&b ingegaan op de psychische klachten, de behandeling bij Fivoor en de gestelde agressieregulatieproblemen. Bij eigen onderzoek heeft de verzekeringsarts b&b echter geen psychische klachten waargenomen die in te kaderen zijn als een psychische stoornis. Ook uit de medische stukken in het dossier is dit niet af te leiden. Het ondergaan van een behandeling vanwege psychisch onwelbevinden en gebruik van medicatie maken op zichzelf nog niet dat beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van belastbaarheid voor arbeid.
Eiser heeft in beroep geen (nieuwe) medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat zijn lichamelijke en/of psychische beperkingen zijn onderschat. In zijn aanvullend beroepschrift heeft eiser weliswaar aangekondigd medische informatie op te vragen bij de behandelend psycholoog, maar hij heeft geen medische verklaring ingebracht. Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b.
4.4.
Nu niet gebleken is dat de beperkingen van eiser in de herziene FML van 10 augustus 2023 zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Heeft het UWV het gebrek op arbeidskundig vlak hersteld?
5.1.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage van 30 augustus 2023 de geduide functies beoordeeld op de aan de FML toegevoegde beperkingen. Zij heeft uitgelegd waarom de eerder geselecteerde functies passend blijven en er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid. De arbeidsdeskundige b&b heeft overleg gepleegd met de verzekeringsarts b&b ten aanzien van het gebogen en/of getordeerd actief zijn in de functie van medior soldering operator. Volgens de verzekeringsarts b&b is de functie geschikt. De norm (2 x per uur) wordt weliswaar overschreden betreffende de frequentie, maar dit wordt gecompenseerd door een kortere duur van de handeling en een zeer geringe buigingshoek. Eisers belastbaarheid wordt hiermee niet overschreden. De arbeidsdeskundige b&b acht de geselecteerde functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten; Sbc-code 111180), receptionist (Sbc-code 315120) en monteur printplaten (Sbc-code 267051) nog altijd geschikt.
5.2.
Eiser heeft in beroep gesteld vanwege zijn beperkingen niet in staat te zijn het werk in de geduide functies te verrichten.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 25 november 2020 en van de arbeidsdeskundige b&b van 22 juni 2021 en 30 augustus 2023. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 19,17%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering (waarop pas recht bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer) aan eiser toe te kennen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
7.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
7.2.
Ook krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,-, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 16 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.