ECLI:NL:RBZWB:2024:5764

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/411342 / HA ZA 23-364 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake deskundigenonderzoek in civiele procedure over gebreken aan bouwproject

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 14 augustus 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een zaak tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie]. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van een bouwproject, waarbij [eiser in conventie] als aannemer en [gedaagde in conventie] als opdrachtgever optreedt. De rechtbank heeft eerder op 22 mei 2024 besloten dat er een deskundige benoemd moet worden om vragen te beantwoorden over de kwaliteit van het uitgevoerde werk en de kosten van eventuele gebreken. In het tussenvonnis zijn de vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de stand van het werk, de waarde van het reeds uitgevoerde werk, en de kosten voor herstel van lekkages. De rechtbank heeft ook overwogen dat de deskundige rekening moet houden met de aannemingsovereenkomst en de vergunningen, en dat de deskundige een uurtarief van € 132,00 exclusief btw hanteert. De partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op de voorgestelde deskundige en de begroting van het voorschot. De rechtbank heeft de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot de hoofdzaak is beslist. Dit tussenvonnis is openbaar uitgesproken door mr. M. Stoof.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/411342 / HA ZA 23-364
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak van
[eiser in conventie]h.o.d.n.
[bedrijf],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
advocaat: mr. J. van Andel te Utrecht,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. R. Struijk te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 22 mei 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de akte van [eiser in conventie] ;
- de akte van [gedaagde in conventie] ;
- het bezwaar van [eiser in conventie] tegen de akte van [gedaagde in conventie] van 19 juni 2024.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
In het vonnis van 22 mei 2024 heeft de rechtbank overwogen dat een deskundige zal worden benoemd om de onder 4.21 van dat vonnis voorlopig geformuleerde vragen te beantwoorden.
2.2.
Vervolgens hebben partijen zich bij aktes uitgelaten over die vragen en de persoon van de deskundige.
De akte van [gedaagde in conventie]
2.3.
[gedaagde in conventie] heeft in haar akte verder aangevoerd dat de door haar gestelde gebreken aan de isolatie, voorzetwand en vocht- en dampwerende folies alsnog moeten worden meegenomen in het deskundigenonderzoek.
2.4.
[eiser in conventie] heeft bezwaar gemaakt tegen de akte van [gedaagde in conventie] omdat bij de akte een productie gevoegd is die niet ziet op hetgeen waartoe de rechtbank partijen in de gelegenheid heeft gesteld. Bovendien is de inhoud van een akte gelet op de omvang daarvan volgens [eiser in conventie] een verkapte conclusie. [eiser in conventie] verzoekt de rechtbank dan ook de akte buiten behandeling te laten.
2.5.
De rechtbank overweegt dat de akte van [gedaagde in conventie] weliswaar langer is dan gebruikelijk voor een akte, maar dat [gedaagde in conventie] de rechtbank feitelijk gemotiveerd verzoekt om terug te komen op een bindende eindbeslissing. Dit verzoek kon niet op een ander moment dan in deze akte worden gedaan en daarom zal de rechtbank de akte toestaan. Hierna zal de rechtbank het verzoek van [gedaagde in conventie] beoordelen.
Het verzoek om terug te komen op een bindende eindbeslissing
2.6.
Vooropgesteld wordt dat een in een tussenvonnis gegeven eindbeslissing bindend is en dat daar in beginsel niet van kan worden teruggekomen, tenzij die beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. In dat geval brengen de eisen van een goede procesorde mee dat de rechter bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing om te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. [1] Daarbij geldt dat de rechter bevoegd is om aan een verzoek om terug te komen op een eindbeslissing voorbij te gaan, indien dat verzoek is gestoeld op feiten en stellingen die reeds eerder in de procedure ter kennis van de rechter en de wederpartij zijn gebracht of, gelet op het partijdebat, hadden moeten zijn gebracht. Het leerstuk van het terugkomen op een bindende eindbeslissing is immers niet bedoeld om een partij die heeft nagelaten tijdig alle voor het bereiken van een bepaald oordeel relevante stellingen en weren aan te voeren en te onderbouwen, in de gelegenheid te stellen dit verzuim te herstellen.
2.7.
[gedaagde in conventie] vraagt de rechtbank feitelijk om terug te komen op haar oordeel in r.o. 4.18 aanhef en onder p., q. en s. [gedaagde in conventie] heeft echter geen nieuwe omstandigheden naar voren gebracht die maken dat sprake is van onjuiste feitelijke grondslag. De rechtbank ziet geen reden om terug te komen op haar oordeel.
De voorgestelde vragen
2.8.
In rechtsoverweging 4.21. van het tussenvonnis heeft de rechtbank de vragen geformuleerd die zij voornemens is te stellen aan de deskundige. Het gaat om de volgende vragen:
Kunt u de stand van het werk vastleggen en aan de hand van de aannemingsovereenkomst en de vergunning (inclusief alle daarbij behorende tekeningen en rapporten) vaststellen in hoeverre het werk gereed is? Laat daarbij (de schade door) de lekkages buiten beschouwing;
Kunt u – mede aan de hand van de door [eiser in conventie] overgelegde offerte respectievelijk calculatie – de waarde van het reeds uitgevoerde werk bepalen? Laat daarbij (de schade door) de lekkages buiten beschouwing;
Kunt u aangeven in hoeverre de door [eiser in conventie] geplaatste voorzetwanden voldoen aan de eisen van goed- en deugdelijk werk?
Kunt u aangeven/berekenen of de door [eiser in conventie] gerealiseerde fundering van de aanbouw voldoet om de constructie te kunnen dragen?
Kunt u aangeven hoeveel het zou kosten om de lekkages te herstellen?
Kunt u aangeven hoeveel het zou kosten om het werk te voltooien en hoe lang dit nog zou duren?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.9.
Partijen hebben op die vragen in hun aktes gereageerd en met betrekking tot vragen 1, 2, 3, 5 en 6 op- en aanmerkingen geplaatst. De rechtbank zal hierna per vraag beoordelen of zij redenen ziet om de vraag aan te passen.
Vraag 1
2.10.
[eiser in conventie] meent dat de formulering van vraag 1 de lading niet dekt en verzoekt om toe te voegen dat de deskundige rekening houdt met de door [gedaagde in conventie] gedane verzoeken om de benamingen van en op de facturen aan te passen. [gedaagde in conventie] maakt bezwaar tegen deze toevoeging. De omschrijving op de factuur zegt niets over de mate waarin het feitelijk geleverde werk gereed is.
De rechtbank is het op dit punt eens met [gedaagde in conventie] . De deskundige zal worden gevraagd om feitelijk de stand van het werk vast te leggen. Wat gefactureerd is, is voor deze feitelijke vastlegging niet relevant. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de toevoeging van [eiser in conventie] over te nemen.
Vraag 2
2.11.
[gedaagde in conventie] merkt bij vraag 2 op dat zij ervan uitgaat dat de deskundige bij de beantwoording van vraag 2 de waarde van het reeds uitgevoerde werk bepaalt aan de hand van de daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden. [gedaagde in conventie] stelt voor – voor zover de rechtbank een andere mening is toegedaan – om een vraag toe te voegen zodat ook de omvang van minderwerk niet ter discussie staat, namelijk: “
Kunt u aangeven in hoeverre de in de calculatie van [eiser in conventie] opgenomen eenheden (st/m1/m2/m3) stroken met het werkelijk uitgevoerde werk? In geval u verschillen constateert, kunt u deze nader motiveren en aangeven welke waarde deze verschillen (gelet op de in de calculatie opgenomen eenheidsprijzen) hebben?” [eiser in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] hiermee buiten het door de rechtbank bepaalde kader treedt.
De rechtbank gaat niet mee in dit bezwaar van [eiser in conventie] . De rechtbank stelt voorop dat zij duidelijkheid wenst te verkrijgen over de feitelijke stand van het werk. Daaruit kan naar voren komen dat sprake is van minderwerk, zoals [gedaagde in conventie] eerder heeft gesteld. Of dat ook zo is, is op dit moment niet duidelijk. De rechtbank acht het opportuun om de door [gedaagde in conventie] voorgestelde vraag toe te voegen, zodat de discussie over eventueel minderwerk naar aanleiding van het deskundigenbericht kan worden gevoerd.
Vraag 3
2.12.
[eiser in conventie] wenst aan vraag 3 toe te voegen “
rekening houdend met het feit dat de woning in een ronding is gebouwd en voorin smaller is dan achterin”. [gedaagde in conventie] maakt hiertegen bezwaar, omdat volgens haar niet is vastgesteld of de woning in een ronding is gebouwd. Bovendien is sprake van een doos-in-doos constructie die niet gekoppeld is aan de bestaande wanden.
De rechtbank ziet geen reden om de toevoeging van [eiser in conventie] over te nemen. De deskundige zal bij zijn beantwoording van de vraag rekening moeten houden met alle omstandigheden van het geval waaronder de vraag of rekening gehouden moet worden met de eventuele ronding van de woning, ook indien en in zoverre er sprake is van een doos-in-doos constructie. Die omstandigheden hoeven niet in de vraagstelling terug te komen. Voorkomen moet worden dat de rechtbank in haar vraagstelling de deskundige teveel stuurt.
Vraag 5
2.13.
[eiser in conventie] wenst vraag 5 te herformuleren en stelt de volgende vraag voor: “
Acht u het aannemelijk dat de woning op het moment waarop [eiser in conventie] zijn werkzaamheden opschortte op 24 maart 2023 wind- en waterdicht was? Waren de uitgevoerde werkzaamheden door/vanwege [eiser in conventie] op dat moment deugdelijk?”. [gedaagde in conventie] stelt dat deze vraag niet relevant is. Vast staat dat dat zich lekkages hebben voorgedaan.
De vraag waarin het in deze procedure draait, is of [eiser in conventie] mocht opschorten en dus de woning in een onafgemaakte staat mocht achterlaten. Indien en voor zover de werkzaamheden van [eiser in conventie] niet deugdelijk waren, zal dit naar voren komen in het rapport van de deskundige in het kader van de stand van het werk. Hoewel daarbij niet relevant is of [eiser in conventie] de woning wind- en waterdicht heeft achtergelaten, ziet de rechtbank gelet op hetgeen hierna onder 2.16 wordt overwogen de hierna onder 2.16 onder a te formuleren vraag aan de deskundige voor te leggen.
2.14.
[eiser in conventie] stelt verder voor met betrekking tot de lekkages de volgende vragen te stellen: “
konden eventuele gebreken die zouden hebben kunnen leiden tot lekkages in de verdere uitvoering van de werkzaamheden eenvoudig opgelost worden? Wat zou daarvoor nodig zijn geweest en welke kosten zouden daarmee dan samengehangen hebben?
De rechtbank ziet naar aanleiding van het partijdebat aanleiding om aan vraag 5 de volgende deelvragen toe te voegen:
Indien u het aannemelijk acht dat de woning op 24 maart 2023 (het moment van opschorting) niet wind- en waterdicht was, wat had er dan op dat moment nog moeten gebeuren om de woning wind- en waterdicht te maken en wat zou dat kosten?
Wat kost het nu om de lekkages te verhelpen?
Vraag 6
2.15.
Ten slotte wenst [eiser in conventie] aan vraag 6 toe te voegen dat de deskundige zich moet baseren op de stand van het werk afgezet tegen de werkzaamheden waarvoor partijen een aanneemsom van € 354.502,79 zijn overeengekomen en dat [eiser in conventie] met een team van acht man werkt. [gedaagde in conventie] maakt bezwaar tegen de herformulering. Onder meer is nooit met [eiser in conventie] afgesproken dat hij met een team van acht man de werkzaamheden zou uitvoeren, en daar is tijdens de uitvoering ook niet van gebleken. [gedaagde in conventie] merkt bovendien op dat – in tegenstelling tot de beoordeling van de stand van het werk – deze vraag beantwoordt dient te worden op grond van de nu geldende prijzen.
De rechtbank acht het niet relevant om toe te voegen dat [eiser in conventie] met een team van acht man zou werken. Ook hiervoor geldt dat de deskundige in de beantwoording van zijn vraag alle naar voren gebrachte omstandigheden van het geval kan meenemen. Ook de overige door [eiser in conventie] toegevoegde suggesties acht de rechtbank niet relevant. Uiteraard moet de deskundige – indien hij beoordeelt wat er nog moet gebeuren – acht slaan op de stand van het werk en hetgeen is overeengekomen. Werk dat niet is overeengekomen, hoeft immers ook niet te worden uitgevoerd. Wel dient de deskundige rekening te houden met eventuele noodzakelijke reparaties, zodat het werk voldoet aan de eisen van goed- en deugdelijk werk. Er is geen aanleiding om de vraag te verduidelijken zoals [eiser in conventie] wenst. De rechtbank acht het wel wenselijk om te verduidelijken dat deze vraag naar het huidige prijspeil dient te worden beantwoord.
2.16.
[gedaagde in conventie] heeft in haar akte aanvullend gesteld dat de deskundige uit dient te gaan van een lagere aanneemsom omdat een bedrag van € 28.915,56 in contanten zou worden voldaan. Dit is een nieuwe stelling van [gedaagde in conventie] . De rechtbank is van oordeel dat deze stelling tardief is ingenomen. Het is niet de bedoeling dat [gedaagde in conventie] haar stellingen en weren aanvult. De stelling is in het kader van het deskundigenbericht bovendien niet relevant. De rechtbank zal deze stelling daarom buiten beschouwing laten.
2.17.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de in het dictum geformuleerde vragen aan de deskundige stellen.
De te benoemen deskundige en het voorschot
2.18.
Partijen hebben aangegeven dat zij geen deskundige voor zullen dragen, maar het aan de rechtbank overlaten om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank heeft daarom zelf een deskundige benaderd. De heer ing. [deskundige] , werkzaam bij [bouwkundig advies] te [plaats 3] aan [adres] , heeft zich bereid verklaard om in deze zaak als deskundige op te treden.
2.19.
De deskundige hanteert een uurtarief van € 132,00 per uur exclusief btw. De deskundige heeft zijn voorschot begroot op in totaal € 3.782,46 inclusief btw. Dit voorschot is als volgt opgebouwd:
2.20.
De deskundige heeft de rechtbank meegedeeld dat er algemene voorwaarden van toepassing zijn. Deze zijn te vinden op de website: [website] .
2.21.
In de vorige beslissing is al aangekondigd het voorschot gelijkelijk over partijen wordt verdeeld waardoor partijen ieder de helft van het voorschot moeten betalen.
2.22.
Partijen zullen eerst in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de voorgestelde deskundige, de begroting van het voorschot door de deskundige en de door hem medegedeelde algemene voorwaarden. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
2.23.
De rechtbank merkt op dat zij voornemens is om twee tot vier weken na ontvangst van de aktes van partijen (bij vervroeging) tussenvonnis te wijzen, waarin zij over zal gaan tot de definitieve benoeming van de deskundige.
in incident
2.24.
De rechtbank heeft opgemerkt dat zij in het tussenvonnis 22 mei 2024 per abuis niet in het dictum heeft beslist op het incident. In r.o. 4.22 van het tussenvonnis heeft de rechtbank al geoordeeld dat [gedaagde in conventie] geen belang meer heeft bij haar vordering in incident, omdat de rechtbank overgaat tot het bevelen van een deskundigenbericht. Aangezien in dit tussenvonnis het deskundigenbericht wordt bevolen, zal de rechtbank de vordering in incident afwijzen.
2.25.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
in incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in conventie en in reconventie
3.3.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u de stand van het werk vastleggen en aan de hand van de aannemingsovereenkomst en de vergunning (inclusief alle daarbij behorende tekeningen en rapporten) vaststellen in hoeverre het werk gereed is? Laat daarbij (de schade door) de lekkages buiten beschouwing;
Kunt u – mede aan de hand van de door [eiser in conventie] overgelegde offerte respectievelijk calculatie – de waarde van het reeds uitgevoerde werk bepalen? Laat daarbij (de schade door) de lekkages buiten beschouwing;
a. Kunt u daarbij aangeven in hoeverre de in de calculatie van [eiser in conventie] opgenomen eenheden (st/ml/m2/m3) stroken met het werkelijk uitgevoerde werk? In geval u verschillen constateert, kunt u deze nader motiveren en aangeven welke waarde deze verschillen (gelet op de in de calculatie opgenomen eenheidsprijzen) hebben?
3. Kunt u aangeven in hoeverre de door [eiser in conventie] geplaatste voorzetwanden voldoen aan de eisen van goed- en deugdelijk werk?
4. Kunt u aangeven/berekenen of de door [eiser in conventie] gerealiseerde fundering van de aanbouw voldoet om de constructie te kunnen dragen?
5. Kunt u aangeven hoeveel het zou kosten om de lekkages te herstellen? Maak daarbij het volgende onderscheid:
a. Indien u het aannemelijk acht dat de woning op 24 maart 2023 (het moment van opschorting) niet wind- en waterdicht was, wat had er dan op dat moment nog moeten gebeuren om de woning wind- en waterdicht te maken en wat zou dat kosten?
b. Wat kost het nu om de lekkages te verhelpen?
6. Kunt u aangeven hoeveel het zou kosten (naar huidig prijspeil) om het werk te voltooien en hoe lang dit nog zou duren?
7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
3.4.
bepaalt dat de zaak op de weer op de rol komt van
woensdag 28 augustus 2024om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over de voorgestelde deskundige, het door de deskundige begrote voorschot en de door hem medegedeelde algemene voorwaarden,
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1873.