Uitspraak
2.De feiten
3.De verzoeken
primaireen bedrag van € 2.764,27 dient te voldoen uit hoofde van haar recht van regres krachtens de voor hem betaalde woonlasten, althans
subsidiairaan haar een bedrag dient te voldoen van € 2.484,26 uit hoofde van regres/ongerechtvaardigde verrijking;
4.De beoordeling
De rechtbank overweegt dat partijen beiden over en weer eerder hebben geprobeerd de echtelijke woning over te nemen. Pas voor het eerst op de mondelinge behandeling hebben zij - zoals hieronder zal blijken - daarover overeenstemming bereikt en is met deze beschikking duidelijk dat de vrouw de woning mag overnemen. Het is gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet redelijk een gebruiksvergoeding vast te stellen met terugwerkende kracht. Daarom zal de rechtbank een gebruiksvergoeding vaststellen met ingang van de datum van deze beschikking.
De vrouw krijgt tot drie maanden na de datum van deze beschikking de tijd om te onderzoeken of zij de woning kan overnemen. Partijen zullen de heer [taxateur] benoemen voor de taxatie van de woning. De woning zal worden getaxeerd in het bijzijn van (de vertegenwoordigers van) beide partijen en de makelaar zal worden verzocht de gebiedsontwikkeling, die op de handen is in de omgeving van de woning, in de taxatie te betrekken. Deze taxatie is bindend tussen partijen. Tegen het bedrag dat uit de taxatie volgt zal de vrouw de woning kunnen overnemen. Als de vrouw in staat is tot overname van de woning, dan zal binnen een maand nadat dat duidelijk is geworden de man medewerking verlenen aan levering van de woning aan de vrouw, onder de voorwaarde dat hij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Ieder van partijen heeft aanspraak op de helft van de overwaarde van de woning. Deze wordt als volgt berekend: de getaxeerde waarde minus de restwaarde van de hypothecaire lening op de datum van eigendomsoverdracht minus de makelaarskosten. De vrouw betaalt de notariskosten.
1 september 2023 aan de vrouw toesturen. De vrouw zal aan de man laten zien dat de rekening met [rekeningnummer 2] een studierekening van de kinderen betreft.
Op grond van artikel 1:94 lid 3 (oud) BW vallen goederen en schulden die aan een van de echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Volgens vaste rechtspraak is het antwoord op de vragen of een goed dan wel een schuld, wegens het hoogstpersoonlijke karakter daarvan, aan een van de echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van dat goed, zoals deze mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald (vgl. HR 7 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0957, NJ 2013/141, HR 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1293, NJ 2016/292 en HR 23 februari 2018, ECLI:NLHR:2018:270).
Partijen kunnen daarom niet zelf bepalen of er sprake is van een verknocht goed, dit dient door de rechter te worden bepaald.
primaireen bedrag van € 2.764,27 dient te voldoen uit hoofde van haar recht van regres krachtens de voor hem betaalde woonlasten, althans
subsidiairaan haar een bedrag dient te voldoen van € 2.484,26 uit hoofde van regres/ongerechtvaardigde verrijking. In augustus 2022 heeft de vrouw noodgedwongen de volledige hypotheek betaald ten bedrag van € 1.979,87 (productie 7 van de vrouw). Nu zij daarmee € 989,94 meer heeft betaald dan haar op grond van de onderlinge schuldverhouding tussen partijen aanging, is de man gehouden haar dat bedrag te vergoeden. Verder heeft de vrouw vanaf december 2022 tot en met augustus 2023 de volledige premie betreffende de opstalverzekering en de inboedelverzekering voldaan. (productie 8 van de vrouw). De man had ook aan deze premies voor de helft dienen mee te betalen. In haar brief van 14 juni vult de vrouw verder aan dat zij tot op heden nog steeds de premies opstalverzekering en inboedelverzekering betaalt. Zij heeft daarmee over de maanden september tot en met december 2023 nog eens € 101,28 voldaan. Ook heeft zij deze premie vanaf januari 2024 tot heden voldaan, ter hoogte van € 157,95. De inboedelverzekering dient de man volledig te voldoen, zodat hij aan de vrouw over 2023 € 117,04 verschuldigd is. En in 2024 heeft zij tot en met juni 2023 een bedrag van € 179,64. Verder is de man met ingang van april 2023 gestopt met het betalen van de premie overlijdensrisicoverzekering die partijen samen hebben afgesloten. De man dient hiervan de helft te voldoen, zijnde € 727,50.
5.De beslissing
28 januari 2025 pro formabij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.