ECLI:NL:RBZWB:2024:5974

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
BRE 22/5862
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 26 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een geheimhoudingsbeslissing genomen in een zaak betreffende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009. De inspecteur van de belastingdienst had verzocht om geheimhouding van bepaalde stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek was ingediend in het kader van een procedure waarin de belanghebbende, een Oekraïense ingezetene, de navorderingsaanslag aanvecht. De inspecteur had op 5 juni 2023 een verweerschrift ingediend, waarin hij de geheimgehouden stukken had toegelicht en vier gewichtige redenen voor geheimhouding had opgegeven, waaronder de bescherming van persoonsgegevens van belastingambtenaren en derden, en het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle.

De geheimhoudingskamer heeft besloten geen zitting te houden, omdat de belanghebbende voldoende schriftelijk had kunnen reageren op de redenen voor geheimhouding. De rechtbank heeft de geheimgehouden stukken beoordeeld en geconcludeerd dat de redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij kennisneming van deze gegevens. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geheimhouding van de stukken gerechtvaardigd is, met uitzondering van enkele projectstukken die niet ongeschoond waren overgelegd. De beslissing is genomen door rechter S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier J.H.M. van Ooijen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige geheimhoudingskamer
Locatie: Breda
zaaknummer: BRE 22/5862
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Oekraïne), belanghebbende

(gemachtigde: mr. drs. A.C.M. Brom),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. De inspecteur heeft met dagtekening 5 juni 2023 een verweerschrift met bijlagen ingediend, waarvan de bijlagen 29 tot en met 31 geschoond zijn. De hoofdzaak heeft, kort gezegd, betrekking op de vraag of de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009 en de gelijktijdig daarmee in rekening gebrachte heffingsrente terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.
1.1.
Ook op 5 juni 2023 heeft de inspecteur, voor zover deze tot zijn beschikking stonden, de ongeschoonde versies (hierna: de geheimgehouden stukken) van deze bijlagen aan de geheimhoudingskamer van de rechtbank verstrekt en verzocht om geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb.
1.2.
De gedeeltelijk geheimgehouden stukken zijn als volgt te omschrijven:
 Bijlage 29: correspondentie met Rabobank in verband met een derdenonderzoek bij Rabobank (bijlage 29);
 Bijlage 30: e-mail projectleider aan behandelaar (bijlage 30);
 Bijlage 31: projectstukken inzake [naam] project (bijlage 31).
De inspecteur heeft van bijlage 31 de projectstukken [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] deels geschoond aan de geheimhoudingskamer overgelegd met als toelichting dat hij daarvan niet over volledig ongeschoonde versies beschikt. [1]
1.3.
Op verschillende pagina’s van de geheimgehouden stukken zijn namen, telefoonnummers en e-mailadressen van Nederlandse belastingambtenaren door de inspecteur onleesbaar gemaakt. Daarbij zijn door de inspecteur NN-nummers vermeld die corresponderen met een door de inspecteur bij de geheimgehouden stukken overgelegde lijst met namen van Nederlandse belastingambtenaren (hierna: de lijst).
1.4.
De inspecteur heeft het verzoek toegelicht in het verweerschrift en heeft als gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb vier hoofdredenen opgegeven. Deze redenen houden kort weergegeven het volgende in. De eerste twee redenen zijn de bescherming van persoonsgegevens van individuele of groepen ambtenaren, aangeduid als A, en de bescherming van persoonsgegevens van derden, aangeduid als B. De derde reden, aangeduid als C, is het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controle- en/of behandelstrategie (nader aangeduid als C1), waaronder begrepen een effectieve en efficiënte werkwijze (C2) en het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen (C3). De vierde reden, aangeduid als D, is dat persoonlijke opvattingen of meningen van individuen of groepen medewerkers van de Belastingdienst, juridische advisering en afstemming niet relevant zijn voor de behandeling van een individuele zaak. Reden A is, naar de rechtbank begrijpt, eveneens van toepassing op de lijst.
1.5.
De redenen die per stuk zijn aangevoerd zijn als volgt weer te geven:
- Bijlage 29
Reden B
- Bijlage 30
Redenen A, B en C
- Bijlage 31
Redenen A, B, C1, C3 en D
1.6.
Bij brief van 17 juni 2023, door de rechtbank ontvangen op 21 juni 2023, heeft de gemachtigde gereageerd op het verzoek om geheimhouding en verklaard niet akkoord te gaan met geheimhouding dan wel beperkte kennisneming van de stukken.
1.7.
Bij brieven van 6 augustus 2024 en 7 augustus 2024 heeft de inspecteur nadere stukken overgelegd en gereageerd op vragen van de rechtbank.

Overwegingen

Geen zitting
2. Belanghebbende heeft verzocht om een behandeling op een zitting van de geheimhoudingskamer. De geheimhoudingskamer heeft echter besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [2] De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel omdat belanghebbende zich voldoende op schrift heeft kunnen uitlaten over de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding.
Kader voor beoordeling
2.1.
De omstandigheid dat een stuk behoort tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb, brengt in beginsel met zich dat dit stuk in zijn geheel en ongeschoond dient te worden overgelegd. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt echter aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mee te delen dat uitsluitend de rechter die de hoofdzaak beslist (hierna: de hoofdkamer) kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming). Ook biedt het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid stukken niet volledig (maar met onleesbaar gemaakte delen) aan de andere partij en de hoofdkamer ter kennis te brengen.
2.2.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: de (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de hoofdkamer en aan de wederpartij; zowel de hoofdkamer als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de hoofdkamer, maar de wederpartij kan geen kennisnemen van deze (delen van) stukken (beperkte kennisneming).
2.3.
Belanghebbende heeft geen toestemming verleend voor beperkte kennisneming (variant b). De geheimhoudingskamer zal daarom alleen beoordelen of geheimhouding (variant a) gerechtvaardigd is.
2.4.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.5.
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de beoordeling of een stuk is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb en door de inspecteur moet worden overgelegd toebehoort aan de hoofdkamer. Voor zover belanghebbende meent dat het dossier incompleet is, moet zij deze stelling aan de hoofdkamer voorleggen. In het onderstaande toetst de geheimhoudingskamer alleen of geheimhouding van de geheimgehouden stukken (1.2) gerechtvaardigd is, waarbij wordt verondersteld dat deze stukken op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb zijn.
2.6.
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennisgenomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om (delen van) de stukken geheim te houden. Voor zover de stukken ook geschoond aan de geheimhoudingskamer zijn overgelegd, heeft de geheimhoudingskamer geen afweging kunnen maken. De geheimhoudingskamer kan over deze stukken dan ook geen beslissing nemen. Het betreft de projectstukken [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] (met uitzondering van de parafen onderaan de pagina’s in bijlage 6) bij bijlage 31.
2.7.
Op verschillende pagina’s van de geheimgehouden stukken zijn namen, telefoonnummers en e-mailadressen van Nederlandse belastingambtenaren om redenen van privacy (reden A) onleesbaar gemaakt. De geheimhoudingskamer overweegt dat het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft hebben bij kennisneming van deze gegevens. Bovendien zijn door de inspecteur daarbij NN-nummers vermeld die corresponderen met de bij de geheimgehouden stukken overgelegde lijst. Daardoor zijn de Nederlandse ambtenaren wel individualiseerbaar en zouden zij op zich met deze anonieme aanduiding als “te horen personen” kunnen worden aangewezen. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat voor deze passages sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.8.
Verder zijn op verschillende pagina’s van de geheimgehouden stukken naast de gegevens van Nederlandse belastingambtenaren ook de gegevens van ambtenaren van de Luxemburgse autoriteiten (projectstukken 005A en 005B van bijlage 31) en de persoonsgegevens van derden (alle bijlagen) om redenen van privacy (redenen A en B) onleesbaar gemaakt. De geheimhoudingskamer is van oordeel dat ook voor deze passages geldt dat het belang bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisneming van deze gegevens. De kenbaarheid van deze gegevens is niet direct van belang voor de beslissing in de hoofdzaak. Ook voor deze passages geldt dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen. Dit is niet anders voor de brieven van 21 juli 2021 en 11 augustus 2021 die onderdeel uitmaken van bijlage 29. Hoewel belanghebbende stelt dat hij bekend is met de ongeschoonde versies hiervan, heeft de rechtbank dat niet met zekerheid kunnen vaststellen en blijft geheimhouding daarom gerechtvaardigd.
2.9.
Specifiek ten aanzien van bijlage 30 overweegt de rechtbank dat in dit stuk enkel gegevens van Nederlandse belastingambtenaren (reden A), gegevens van derden (reden B) en de bestandsnaam van een digitale map van de Belastingdienst (reden C) zijn geschoond. Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat geheimhouding onder de redenen A en B is gerechtvaardigd en gelet op de inhoud van de passage met reden C, weegt ook daarvoor geheimhouding van die passage aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende in deze zaak bij kennisneming van dat gegeven. In bijlage 30 zijn geen datums geschoond door de inspecteur, zodat de door belanghebbende genoemde belangen in dat kader niet spelen.
2.10.
In bijlage 31 zijn onder “projectstukken 002” op pagina’s 19 tot en met 27 passages geschoond op grond van redenen C en D. Belanghebbende stelt de stukken ongeschoond moeten worden ingebracht omdat hierin mogelijk gegevens staan over belanghebbende en dit relevante informatie is voor de onderbouwing van zijn beroep. Verder is deze informatie volgens belanghebbende van belang om zijn stellingen te staven dat de inspecteur niet over een nieuw feit beschikt en dat de inspecteur het APV-regime, dat tot 1 januari 2010 van toepassing was, verkeerd heeft toegepast. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer vormen de door de inspecteur genoemde argumenten een deugdelijke grond voor geheimhouding van die passages, gelet op de inhoud van die passages, en wegen zij aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende in deze zaak bij kennisneming van die gegevens. Daarbij overweegt de rechtbank dat het gaat om passages die algemeen geschreven zijn voor alle belastingplichtigen die binnen het project [naam] vallen en geen specifieke informatie over belanghebbende of specifieke data bevatten. Ook voor deze passages geldt dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
2.11.
De conclusie is dat de rechtbank geen beslissing kan nemen ten aanzien van de projectstukken [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] (met uitzondering van de parafen onderaan de pagina’s in bijlage 6) bij bijlage 31, omdat deze niet ongeschoond aan haar zijn overgelegd. Het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van (delen van) de overige (in 1.2 genoemde) stukken is gerechtvaardigd. Deze (delen van) stukken blijven dan ook buiten beschouwing bij de behandeling van het beroep.

Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe, met dien verstande dat de projectstukken [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] (met uitzondering van de parafen onderaan de pagina’s in bijlage 6) bij bijlage 31 van de beslissing zijn uitgezonderd.
Deze beslissing is genomen door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H.M. van Ooijen, griffier, op 26 augustus 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.In tegenstelling tot hetgeen in de brief van 7 augustus 2024 staat, is projectstuk 008G wel volledig ongeschoond overgelegd.
2.Vergelijk Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.