ECLI:NL:RBZWB:2024:5978
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Prinsenbeek
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Prinsenbeek, die door de heffingsambtenaar op 1 januari 2022 is vastgesteld op € 404.000. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. L.M.H.F.P. van Strien, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelt dat de waarde maximaal € 375.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 18 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, door gebruik te maken van vergelijkingsmethoden en referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank wijst erop dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep van belanghebbende ongegrond is. Dit betekent dat zowel de WOZ-waarde als de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De rechtbank heeft de uitspraak op 26 augustus 2024 gedaan en openbaar gemaakt.