ECLI:NL:RBZWB:2024:6116

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
BRE 23/2303
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende uit Zwitserland en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had een verzoek ingediend om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten, naar aanleiding van de intrekking van zijn beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2017 en 2018. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop de inspecteur heeft gereageerd in de zaak met zaaknummer 23/2303.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat de inspecteur op 16 juni 2023 de navorderingsaanslagen ambtshalve heeft verminderd, wat betekent dat de inspecteur gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de beroepen van de belanghebbende. Echter, de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er geen proceskosten zijn gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook af als kennelijk ongegrond.

De rechtbank wijst er wel op dat de inspecteur op grond van de wet verplicht is om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De belanghebbende moet zich hiervoor wenden tot de inspecteur. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2303 en 23/3105

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Zwitserland), belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 27 februari 2023 inzake de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017 en 2018 met aanslagnummers [aanslagnummer] H.77.01 en [aanslagnummer] H.87.01.
1.1.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur heeft hierop in de zaak met zaaknummer 23/2303 gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 6 april 2023 heeft belanghebbende beroepen ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar waarin de bezwaren van belanghebbende zijn afgewezen. De inspecteur heeft op 16 juni 2023 de navorderingsaanslagen alsnog ambtshalve verminderd. Hiermee is de inspecteur tegemoetgekomen aan de beroepen van belanghebbende.
Moet de inspecteur de proceskosten van belanghebbende vergoeden?
5. De inspecteur is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Belanghebbende heeft verder ook geen kosten gesteld. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
6. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot de inspecteur moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 2 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).