ECLI:NL:RBZWB:2024:6116
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak
Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende uit Zwitserland en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had een verzoek ingediend om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten, naar aanleiding van de intrekking van zijn beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2017 en 2018. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop de inspecteur heeft gereageerd in de zaak met zaaknummer 23/2303.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. In de beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat de inspecteur op 16 juni 2023 de navorderingsaanslagen ambtshalve heeft verminderd, wat betekent dat de inspecteur gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de beroepen van de belanghebbende. Echter, de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er geen proceskosten zijn gesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook af als kennelijk ongegrond.
De rechtbank wijst er wel op dat de inspecteur op grond van de wet verplicht is om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De belanghebbende moet zich hiervoor wenden tot de inspecteur. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.