ECLI:NL:RBZWB:2024:6122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
BRE 22/4460
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 september 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar behandeld. Het bezwaar betreft de aanslag forensenbelasting over het jaar 2017, met aanslagnummer 8794837. De heffingsambtenaar had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat er geen verontschuldigbare redenen zijn voor deze termijnoverschrijding.

De rechtbank stelt vast dat de dagtekening van de aanslag 30 juni 2017 is en dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 11 augustus 2017. Het bezwaarschrift, gedateerd op 17 november 2018, werd pas op 20 november 2018 ontvangen, wat ruim na de deadline is. Belanghebbende voerde aan dat hij en zijn vrouw met ziektes kampten, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling te algemeen is en niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken. Hierdoor is niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.

De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. Het bestreden besluit blijft in stand en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 augustus 2022. Het beroep ziet op de aanslag forensenbelasting over het jaar 2017 met aanslagnummer 8794837.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de aanslag 30 juni 2017 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 11 augustus 2017.
4.1.
Het bezwaarschrift, met dagtekening 17 november 2018, is bij de heffingsambtenaar ontvangen op 20 november 2018. Dat is ruim na afloop van de bezwaartermijn. Gelet op de dagtekening van het bezwaarschrift is het niet aannemelijk dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende geeft in zijn brief van 30 maart 2023 aan dat zowel hijzelf als zijn vrouw met ziektes kampten en hij het bezwaarschrift niet eerder dan 17 november 2018 kon indienen. Bij het schrijven van zijn brief van 30 maart 2023 kampte belanghebbende ook nog met ziekte.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is deze stelling te algemeen om ervan uit te gaan dat belanghebbende niet eerder een bezwaarschrift had kunnen indienen en daarnaast is de stelling ook niet onderbouwd met nadere (bewijs)stukken. Belanghebbende heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat is geweest tijdig een bezwaarschrift in te dienen of een ander in te schakelen om dit namens hem te doen. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat belanghebbende pas ruim een jaar na de bezwaartermijn bezwaar heeft gemaakt. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 2 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.