ECLI:NL:RBZWB:2024:6152

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
C/02/423393 / JE RK 24-1117 en C/02/425017 / JE RK 24-1370
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 9 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een minderjarige, geboren in 2011, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige. De minderjarige verblijft momenteel bij Pactum, maar er zijn twijfels of dit een geschikte behandelplek is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige zijn toegenomen, ondanks de gesloten plaatsing. De moeder en de advocaat van de minderjarige hebben aangegeven dat er geen passende hulp wordt geboden en dat de situatie verslechtert. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de GI verzocht om een hulpverleningsplan op te stellen en heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend tot 11 september 2024. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er op korte termijn duidelijkheid moet komen over de geschiktheid van de huidige behandelplek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/423393 / JE RK 24-1117 en C/02/425017 / JE RK 24-1370
Datum uitspraak: 9 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp,
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. M.C.H.M. van Beurden te Waalwijk.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[minderjarige],
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Huseinovic te Tilburg,
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg,
hierna te noemen GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
In de zaak met kenmerk: C/02/423393 / JE RK 24-1117
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 juni 2024 en alle daarin vermelde stukken;
In de zaak met kenmerk: C/02/425017 / JE RK 24-1370
- het verzoek van 22 juli 2024 van de Raad, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 31 juni 2024.
Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [minderjarige] , die eerst apart is gehoord;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Omdat [minderjarige] is weggelopen en niet bekend is waar zij verblijft of hoe er contact met haar kan worden opgenomen, heeft de kinderrechter haar niet kunnen horen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij Pactum [plaats 1] .
2.3.
De kinderrechter heeft bij voormelde beschikking van 11 juni 2024 [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld van 11 juni 2024 tot 11 september 2024. Verder heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp van 11 juni 2024 tot 11 augustus 2024. Het verzoek van de Raad is voor het overige aangehouden.

3.Het verzoek

In de zaak met kenmerk: C/02/423393 / JE RK 24-1117
3.1.
Aan de orde is het verzoek van de Raad om een machtiging betreffende [minderjarige] te verlenen voor verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
In de zaak met kenmerk: C/02/425017 / JE RK 24-1370
3.2
De Raad verzoekt om [minderjarige] (aansluitend) onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en om een machtiging te verlenen voor verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
De vertegenwoordigster van de Raad geeft aan dat er nog altijd grote zorgen zijn over [minderjarige] . Zij is nu twee maanden gesloten geplaatst bij Pactum, maar er zijn geen verbeteringen zichtbaar. De zorgen zijn zelfs toegenomen. [minderjarige] loopt daar steeds weg en belandt dan in gevaarlijke situaties. Zij is op dit moment ook weggelopen en niemand weet waar zij is.
4.2.
De vertegenwoordigster van de GI stelt dat er getwijfeld wordt of Pactum wel een passende plek is voor [minderjarige] . Er is al contact gezocht met de gesloten instelling in [plaats 2] , maar daar is op dit moment geen plek. Een observatie van [minderjarige] bij Pactum heeft nog niet plaatsgevonden. Dit komt mede doordat zij voornamelijk alleen op haar kamer verblijft. Desgevraagd geeft de vertegenwoordigster van de GI aan dat zij nog geen hulpverleningsplan van Pactum heeft ontvangen.
4.3.
De moeder en haar advocaat zijn van mening dat er bij Pactum geen passende hulp wordt geboden aan [minderjarige] . Er is op dit moment ook geen sprake van een duidelijk plan van aanpak. [minderjarige] is nu wéér weggelopen en de moeder maakt zich heel veel zorgen over haar. Sinds zij bij Pactum verblijft, gaat het steeds slechter met [minderjarige] , terwijl zij daar juist behandeld zou moeten worden. De moeder vermoedt dat [minderjarige] bij Pactum wordt overprikkeld.
4.4.
De advocaat van [minderjarige] geeft aan dat [minderjarige] het niet eens is met een ondertoezichtstelling en zij is het ook niet eens met een gesloten plaatsing. Zij loopt steeds weg, omdat zij daar niet wil blijven. Het gaat sinds haar plaatsing ook niet beter met [minderjarige] , maar steeds slechter. De verzoeken van de Raad moeten daarom worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Volgens het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 2 Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk en geschikt is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien moeten de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Daarnaast dienen er geen minder ingrijpende mogelijkheden te zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.3.
De zorgen over [minderjarige] zoals omschreven in de beschikking van 11 juni 2024 zijn nog onverminderd aanwezig en zelfs toegenomen. Dit blijkt uit het raadsrapport van 22 juli 2024 en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Ondanks dat [minderjarige] in een gesloten accommodatie verblijft, loopt zij veelvuldig weg en belandt dan in onwenselijke en onveilige situaties die schadelijk zijn voor haar ontwikkeling. Ook op andere vlakken is er geen verbetering te zien in het gedrag van [minderjarige] . Het is duidelijk dat zij nog altijd ernstig wordt belemmerd in haar ontwikkeling en dat zij dringend behandeling nodig heeft.
5.4.
[minderjarige] verblijft inmiddels ruim twee maanden in de gesloten setting van Pactum [plaats 1] . Er is echter nog geen hulpverleningsplan beschikbaar, terwijl Pactum zo spoedig mogelijk, maar in elk geval
binnen zes weken na opnamein de gesloten accommodatie een hulpverleningsplan moet vaststellen. Los van het feit dat Pactum hiermee niet voldoet aan een wettelijk vereiste (artikel 6.2.9 lid 2 Jeugdwet), is gebleken dat de moeder, de GI en de Raad door Pactum niet dan wel onvoldoende worden geïnformeerd over het hulpverleningstraject van [minderjarige] , de behandeling/therapie die [minderjarige] zal krijgen, in welke vorm en op welke termijn. De kinderrechter vindt dit allemaal zeer kwalijk. Het lijkt erop dat Pactum onvoldoende doordrongen is van het feit dat een machtiging gesloten jeugdhulp een zeer zware maatregel is, die diep ingrijpt in het leven van een kind en ouder(s). Dat het een maatregel betreft die, als
ultimum remediumen bij gebrek aan een alternatief, soms noodgedwongen moet worden ingezet. En dat het gaat om de meest kwetsbare kinderen.
5.5.
Uit het raadsrapport blijkt dat [minderjarige] op de wachtlijst staat voor diagnostiek. Het is echter niet duidelijk wanneer die kan starten en hoelang de diagnostiek zal duren. Ook heeft [minderjarige] behandeling nodig voor haar verslaving aan softdrugs. Dit is binnen Pactum echter niet mogelijk. Verder wordt gezien dat [minderjarige] moet werken aan haar emotieregulatie (eventueel aan haar kenmerken van Borderline). Hier wordt bij Pactum niet op ingezet.
De kinderrechter vindt dit uiterst zorgelijk.
Zorgelijk is ook dat de mentor vanuit Pactum zich afvraagt of [minderjarige] wel op de juiste plek zit omdat [minderjarige] meer regels en structuur nodig heeft. Daar komt bij dat het de kinderrechter ambtshalve bekend is dat vorig jaar in een zaak die gelijkenissen vertoont met de situatie van [minderjarige] door zowel de Raad als door Stichting Jeugdbescherming Brabant een melding bij de Inspectie is gedaan over de zorgelijke situatie bij Pactum [plaats 1] (zie ook ECLI:NL:RBZWB:2023:8261).
Nu het de vraag is of met de plaatsing van [minderjarige] bij Pactum [plaats 1] wordt voldaan aan het wettelijke criterium dat de opname en het verblijf in de desbetreffende accommodatie geschikt is, vindt de kinderrechter het van groot belang dat op korte termijn duidelijk wordt of Pactum [plaats 1] de juiste plek is voor [minderjarige] .
5.6.
Gelet hierop zal de kinderrechter het resterende deel van het verzoek met kenmerk C/02/423393 / JE RK 24-1117 toewijzen en een machtiging verlenen voor verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp tot 11 september 2024.
Wat betreft het verzoek met kenmerk C/02/425017 / JE RK 24-1370 zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht van de GI stellen voor de duur van een jaar. Het verzoek om een aansluitende machtiging voor verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp zal de kinderrechter toewijzen voor de duur van twee weken met ingang van 11 september 2024 tot 25 september 2024 en voor het overige aanhouden tot de mondelinge behandeling op [datum] 2024.
5.7.
De kinderrechter verwacht dat
Pactum [plaats 1]zo spoedig mogelijk, maar in elk geval uiterlijk 5 september 2024 een hulpverleningsplan aan de GI beschikbaar stelt, waarin in elk geval is opgenomen:
a. een omschrijving van de problematiek van [minderjarige] en van het gedrag dat daaruit voortvloeit;
b. de doelen voor de ontwikkeling van [minderjarige] ;
c. een beschrijving van de te verlenen jeugdhulp;
d. welke vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast kunnen worden, de gevallen waarin en de termijn dat die maatregelen toegepast kunnen worden, alsmede welke jeugdhulpverlener of categorie van jeugdhulpverleners bevoegd is de maatregelen toe te passen;
e. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige ten aanzien van de jeugdhulp; en
f. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het hulpverleningsplan wordt geëvalueerd en het hulpverleningsplan wordt gewijzigd.
5.8.
De
GIwordt verzocht om uiterlijk 9 september 2024 een schriftelijke update over [minderjarige] , inclusief het onder 5.7. bedoelde hulpverleningsplan aan de kinderrechter, de advocaat van de moeder en de Raad toe te sturen.
5.9.
Verder verwacht de kinderrechter van
de Raad en de GIdat zij de komende periode (nogmaals) in contact treden met de Plaatsingscommissie om alvast te bekijken of er voor [minderjarige] een andere plek - die wel geschikt is - beschikbaar is.
5.10.
Tot slot hoopt de kinderrechter [minderjarige] tijdens de volgende mondelinge behandeling zelf te kunnen spreken. Als [minderjarige] liever niet naar de rechtbank wil komen, dan mag het ook via Teams.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk: C/02/423393 / JE RK 24-1117
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp van 11 augustus 2024 tot 11 september 2024;
In de zaak met kenmerk: C/02/425017 / JE RK 24-1370
6.2.
stelt [minderjarige] uitvoerbaar bij voorraad onder toezicht van de GI van 11 september 2024 tot 11 september 2025;
6.3.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp van 11 september 2024 tot 25 september 2024;
6.4.
houdt het verzoek voor het overige aan tot de mondelinge behandeling van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10, 4815 GW te Breda,
op [datum] 2024 om [uur];
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor [minderjarige] en haar advocaat, de moeder en haar advocaat, de Raad en de GI;
6.6.
behoudt zich iedere verder beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Phillips, kinderrechter op 9 augustus 2024 in aanwezigheid van Weterings als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.