ECLI:NL:RBZWB:2024:6215
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had op 27 augustus 2023 een brief gestuurd naar de belastingdienst, waarin hij aangaf het niet eens te zijn met een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de bijbehorende boete. Deze brief werd door de belastingdienst op 31 augustus 2023 ontvangen en later doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en eindigde op 22 januari 2021, terwijl het beroepschrift pas op 31 augustus 2023 was ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de redenen die de belanghebbende aanvoerde voor de te late indiening niet verontschuldigbaar waren. Er was geen sprake van omstandigheden die aan de belanghebbende niet konden worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat betekende dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond en dat het bestreden besluit in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier mr. W. Dekkers, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.