ECLI:NL:RBZWB:2024:6217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
BRE 24_1864
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2024, wordt het verzoek van belanghebbende om een proceskostenvergoeding afgewezen. Belanghebbende had zijn beroep ingetrokken tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, die op 26 maart 2024 de aanslag forensenbelasting had vernietigd. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar de heffingsambtenaar was van mening dat er geen proceskosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep van belanghebbende door de aanslag te vernietigen, dit niet automatisch leidt tot een proceskostenvergoeding. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en dat er geen andere proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen volgens de geldende wetgeving. Belanghebbende had wel kosten gemaakt voor juridische advisering, maar deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat hij zelf het beroep heeft ingesteld.

De rechtbank concludeert dat alleen kosten die zijn gemaakt door een advocaat of juridisch adviseur voor vergoeding in aanmerking komen, en dat voorbereidende handelingen zoals het opstellen van processtukken niet onder de vergoedbare kosten vallen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook af, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1864

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 20 december 2023 over de aanslag forensenbelasting met [aanslagnummer]. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de heffingsambtenaar op 26 maart 2024 heeft meegedeeld de aanslag te vernietigen.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat hij van mening is dat niet aan het verzoek om proceskostenvergoeding moet worden tegemoetgekomen, omdat geen sprake is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 31 januari 2024 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende ongegrond is verklaard. De heffingsambtenaar heeft op 26 maart 2024 besloten de aanslag ambtshalve te vernietigen. Hiermee is de heffingsambtenaar tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Moet de heffingsambtenaar de proceskosten van belanghebbende vergoeden?
5. De heffingsambtenaar is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5.1.
Belanghebbende stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor juridische advisering, maar uit het beroepschrift blijkt dat hij zelf beroep heeft ingesteld. Dat soort kosten komt dan niet voor vergoeding in aanmerking. Alleen als de advocaat of juridisch adviseur namens belanghebbende bezwaar maakt en/of beroep instelt, kan die activiteit voor vergoeding in aanmerking komen.
5.1
Belanghebbende stelt verder dat hij verletkosten heeft gemaakt vanwege het opbouwen van een dossier en de afstemming met de rechtsbijstandsverlener. Bij verletkosten die voor vergoeding in aanmerking komen, moet echter worden gedacht aan kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het bijwonen van een zitting of een onderzoekshandeling op initiatief van de rechter. Een proceskostenvergoeding kan niet worden gevraagd voor het tijdverzuim van voorbereidende handelingen, zoals het opstellen of lezen van processtukken en overleg met een rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, op 6 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).