ECLI:NL:RBZWB:2024:6361
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2024, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen naheffingsaanslagen loonheffingen over de maanden april, mei en juni 2022. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank legt uit dat het betalen van griffierecht een vereiste is voor het instellen van beroep. In dit geval bedraagt het griffierecht € 365,-. De griffier had belanghebbende eerder gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen een bepaalde termijn te betalen. Ondanks een verzoek van de gemachtigde van belanghebbende om betalingsonmacht aan te voeren, heeft deze geen onderbouwing geleverd. De griffier heeft belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar dit is niet gebeurd.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Hierdoor zijn de beroepen niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen achterwege laat en de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.