ECLI:NL:RBZWB:2024:6363
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2024, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen hebben betrekking op naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de tijdvakken april, mei en juni 2022. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank legt uit dat het betalen van griffierecht een vereiste is voor het instellen van beroep. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 365,-. De griffier heeft belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en heeft een termijn gesteld waarbinnen dit voldaan moest worden. Ondanks een verzoek om onderbouwing van betalingsonmacht, heeft belanghebbende niet tijdig gereageerd en het griffierecht niet betaald. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig betalen van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De rechtbank besluit dat de bestreden besluiten in stand blijven en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze beslissing.