ECLI:NL:RBZWB:2024:6374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
BRE 23/10142
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de belastingrechter bij verrekening van belastingaanslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst behandeld. Het beroep betreft de verrekening van openstaande bedragen op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017, 2018 en 2021. De ontvanger had op 1 september 2023 het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat de kennisgeving van de ontvanger niet als een voor bezwaar vatbare beschikking wordt beschouwd. Belanghebbende was het niet eens met deze verrekening, omdat hij een betalingsregeling had getroffen en er geen openstaande bedragen meer zouden zijn.

De rechtbank oordeelt dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de ontvanger op basis van de Invorderingswet 1990. De rechtbank verklaart zich onbevoegd, maar gelast de ontvanger wel om het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. Dit omdat de ontvanger een onjuiste rechtsmiddelverwijzing had opgenomen, waardoor belanghebbende ten onrechte dacht dat hij bij de belastingrechter kon opkomen tegen het handelen van de ontvanger. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10142

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 1 september 2023. Het beroep ziet op de verrekening van openstaande bedragen op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2017, 2018 en 2021.
1.1.
Omdat de belastingrechter kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bij brief van 3 juli 2023 heeft de ontvanger een kennisgeving aan belanghebbende toegezonden betreffende een verrekening van aanslagen. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt bij brief van 9 juli 2023.
3. Met dagtekening 1 september 2023 heeft de ontvanger het bezwaar tegen de kennisgeving niet-ontvankelijk verklaard, omdat een dergelijke kennisgeving niet een voor bezwaar vatbare beschikking is. De ontvanger heeft in de uitspraak op bezwaar vermeldt dat beroep openstaat bij de belastingrechter.
4. Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend. Niet in geschil is dat de ontvanger in beginsel openstaande bedragen op aanslagen kan verrekenen. Belanghebbende is het niet eens met de verrekening omdat hij een betalingsregeling heeft getroffen met de belastingdienst. Belanghebbende geeft tevens aan dat er inmiddels bedragen zijn betaald en verrekend en dat er geen bedragen meer openstaan.
5. Voor zover het beroep van belanghebbende is gericht tegen de uitspraak op bezwaar oordeelt de rechtbank als volgt.
6. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over beslissingen van de ontvanger op grond van de Invorderingswet 1990. [1] Voor bepaalde besluiten is in de regelgeving een uitzondering gemaakt. De beslissing tot verrekening van bedragen valt niet onder een van de uitzonderingen. Omdat geen beroep bij de belastingrechter kan worden ingesteld, is het evenmin mogelijk bezwaar te maken. [2] Een geschil over verrekening van bedragen kan worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter.
7. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard.
Griffierecht
8. De rechtbank ziet ondanks de onbevoegdverklaring aanleiding om de ontvanger te gelasten het griffierecht te vergoeden. De ontvanger heeft bij de uitspraak op bezwaar naast een juiste rechtsmiddelverwijzing (de verwijzing naar de burgerlijke rechter) ook een onjuiste rechtsmiddelverwijzing opgenomen waardoor belanghebbende ten onrechte in de veronderstelling was dat hij bij de belastingrechter kon opkomen tegen het handelen van de ontvanger.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:5 van de Awb en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak die behoort bij de Awb. In dat artikel 1 wordt de Invorderingswet 1990 genoemd.
2.Of bezwaar kan worden gemaakt, is namelijk ervan afhankelijk of beroep kan worden ingesteld (artikel 7:1 van de Awb).