ECLI:NL:RBZWB:2024:6375

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
BRE 23/2048
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens overlijden belanghebbende en gebrek aan opvolging door erfgenamen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024, wordt beslist over de beroepen van de belanghebbende inzake ingehouden loonheffingen over de jaren 2017 tot en met 2019. De rechtbank constateert dat de indiener van het beroep, de belanghebbende, is overleden. Dit heeft geleid tot de vraag of de erfgenamen de beroepen willen voortzetten of intrekken. De rechtbank heeft op 22 februari 2024 de erfgenamen aangeschreven, maar hierop is niet gereageerd.

Op 18 juni 2024 heeft de rechtbank een oproep in de Staatscourant geplaatst, waarin de erfgenamen werden verzocht zich te melden voor 5 juli 2024. Ook hierop heeft zich niemand gemeld. De rechtbank concludeert dat er geen erfgenamen zijn die de belanghebbende als partij in deze procedure hebben opgevolgd en die de procedures willen voortzetten. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van de beroepen komen te ontvallen.

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, omdat er geen partijen zijn die de beroepen willen voortzetten. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2048, 23/2050 en 23/2070

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Curaçao), belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende inzake het bedrag aan ingehouden loonheffingen over de jaren 2017 tot en met 2019.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De indiener van het beroep, belanghebbende, is overleden. De rechtbank heeft bij brief van 22 februari 2024 de erven van belanghebbende aangeschreven met de vraag of zij de beroepen willen voortzetten of de beroepen willen intrekken. Hier is niet op gereageerd.
3. De rechtbank heeft vervolgens op 18 juni 2024 een bericht in de Staatscourant geplaatst waarin zij de erfgenamen van belanghebbende oproept om zich zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 5 juli 2024 te melden. Naar aanleiding van het bericht in de Staatscourant heeft zich niemand bij de rechtbank gemeld.
4. Niet is gebleken van erfgenamen die belanghebbende als partij in deze procedure zijn opgevolgd en de procedures zouden willen voortzetten. Ook na de oproep in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Dit brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van de beroepen is komen te ontvallen. De beroepen zullen om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.