ECLI:NL:RBZWB:2024:6376

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
BRE 23/2191
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 18 september 2024, wordt beslist over de beroepen van een belanghebbende uit Suriname tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen hebben betrekking op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2012, 2013, 2014, 2016 en 2018, evenals een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet over het jaar 2016. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat iemand die beroep instelt, griffierecht moet betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 50,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffier de belanghebbende herhaaldelijk heeft gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar dat de belanghebbende dit niet tijdig heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor de beroepen niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld. De bestreden besluiten blijven derhalve in stand en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2191 tot en met 23/2195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , Suriname, belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur. De beroepen zien op de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2012, 2013, 2014, 2016 en 2018 met aanslagnummers [aanslagnummer] H.27.01, [aanslagnummer] H.37.01, [aanslagnummer] H.47.01, [aanslagnummer] H.66.01 en [aanslagnummer] H.86.01 alsmede de bij beschikking opgelegde verzuimboete bij de aanslag IB/PVV 2016. Verder is beroep ingesteld in verband met de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet over het jaar 2016.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 2 april 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 1 mei 2023 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. De enveloppe waarin deze brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen op 1 november 2023. Deze brief is aangetekend verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. Bij aangetekende en per gewone post verzonden brieven van 5 maart 2024 en 12 juni 2024 is belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen met een termijn van vier weken. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brieven op 13 maart 2024 en 20 juni 2024 zijn bezorgd in het land van bestemming. Uit navraag bij PostNL is gebleken dat Suriname de Track&Trace van aangetekende zendingen niet ondersteunt en daarom geen Track&Trace beschikbaar is tot aan de deur van de geadresseerde. De rechtbank is van oordeel dat zij met de verzending van de herinneringsbrieven per aangetekende post en per gewone post belanghebbende voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om het griffierecht te betalen en heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
7. Bij brief van 3 april 2023 is belanghebbende verzocht om een domicilieadres in Nederland op te geven. Belanghebbende is er daarbij op gewezen dat als zij geen domicilie kiest binnen Nederland, het risico van vertraging in de postbezorging als gevolg daarvan voor rekening van belanghebbende komt. Belanghebbende heeft naast het opgegeven adres in Suriname verder geen (contact)gegevens aangeleverd.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.