ECLI:NL:RBZWB:2024:6379

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
BRE 23/3460
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake verlaging kosten aanmaning en dwangbevel in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de ontvanger van de belastingdienst behandeld. Het beroep betreft een mededeling van de ontvanger over de verlaging van kosten van een aanmaning en een dwangbevel met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2012. De ontvanger had op 22 december 2022 een brief gestuurd waarin werd medegedeeld dat de eerder in rekening gebrachte kosten ten onrechte niet waren verlaagd na vermindering van de aanslag. De ontvanger heeft deze kosten vervolgens verlaagd naar nihil.

De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze mededeling, maar de ontvanger heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat de mededeling van de ontvanger niet als een beslissing wordt aangemerkt die voor bezwaar vatbaar is volgens de belastingwetgeving. De rechtbank benadrukt dat in het belastingrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen geldt, wat betekent dat alleen tegen bepaalde beslissingen bezwaar kan worden gemaakt.

De rechtbank draagt de ontvanger op om het bezwaarschrift van de belanghebbende, dat ook betrekking heeft op de berekening van de wettelijke rente, in behandeling te nemen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 15 mei 2023. Het beroep ziet op een mededeling van verlaging van de kosten van een aanmaning en een dwangbevel inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2012 met aanslagnummer [nummer] H.26.01 en de vergoeding van rente in verband daarmee.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Mededeling verlaging kosten aanmaning en dwangbevel
2. De ontvanger heeft op 22 december 2022 een brief aan belanghebbende toegezonden met de mededeling dat in het verleden de in rekening gebrachte aanmanings- en dwangbevelkosten ten onrechte niet (automatisch) verlaagd zijn, nadat de aanslag IB/PVV 2012 was verminderd. Dit is alsnog gecorrigeerd door de ontvanger. De kosten van de aanmaning en het dwangbevel zijn verminderd naar nihil.
3. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze mededeling. De ontvanger heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
4. Belanghebbende voert in beroep aan dat hij in zijn belangen is geschaad door de mededeling van de ontvanger.
5. In het belastingrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Dat betekent dat alleen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld tegen beslissingen die in de belastingwetgeving zijn aangemerkt als voor bezwaar vatbaar. De mededeling van de ambtshalve verlaging van in rekening gebrachte kosten is niet als zodanig aan te merken.
6. De ontvanger heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is kennelijk ongegrond.
7. Belanghebbende kan het geschil met de ontvanger voorleggen aan de burgerlijke rechter op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze.
Wettelijke rente
8. In de brief over de verlaging van de kosten van de aanmaning en dwangbevel heeft de ontvanger medegedeeld dat aan belanghebbende € 14 aan wettelijke rente wordt vergoed vanwege de late terugbetaling van de kosten. Het bezwaarschrift van belanghebbende van 1 februari 2023 zou tevens gezien kunnen worden als een bezwaarschrift tegen de berekening van de wettelijke rente. De rechtbank draagt de ontvanger daarom op, voor zover dat nog niet is gedaan, het bezwaarschrift van belanghebbende in behandeling te nemen als een bezwaar tegen de berekening van de wettelijke rente. Nu deze brief reeds in bezit is van de ontvanger zal de rechtbank hem deze niet opnieuw doen toekomen, maar volstaan met deze mededeling.
Tot slot
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de ontvanger op het bezwaarschrift van 1 februari 2023 in behandeling te nemen als bezwaarschrift tegen de berekening van de wettelijke rente.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 september 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.