ECLI:NL:RBZWB:2024:643

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
BRE 22/4632
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering voorschot inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die op 6 september 2022 de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2021 op nihil had vastgesteld. De inspecteur had het aan belanghebbende verleende voorschot teruggevorderd, wat door de rechtbank werd getoetst aan de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank heeft op 2 februari 2024 geoordeeld dat belanghebbende het voorschot moet terugbetalen, omdat hij in 2021 geen recht had op een teruggaaf. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het voorschot terecht heeft teruggevorderd, ondanks de stelling van belanghebbende dat de inspecteur had moeten weten dat hij geen recht had op de teruggaaf vanwege zijn AOW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar van de inspecteur in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 september 2022.
1.1.
De inspecteur heeft bij beschikking de teruggaaf van de op het loon ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2021 op nihil vastgesteld en het aan belanghebbende verleende voorschot teruggevorderd (hierna: de beschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de beschikking gehandhaafd.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2023 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [belanghebbende] en [naam] (met behulp van een beeldverbinding) en namens de inspecteur [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Het beroep is gelijktijdig behandeld met de beroepen van belanghebbende met zaaknummers 22/4773, 22/4774, 22/4854, 22/4856, 24/1422, 24/1424 en 24/1425.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het voorschot van de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet terecht heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende het voorschot moet terugbetalen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.
Feiten
3.1.
Belanghebbende had in het jaar 2020 recht op een teruggaaf van inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
3.2.
Belanghebbende heeft om die reden met dagtekening 5 augustus 2021 voor het jaar 2021 een voorschot ontvangen op de teruggaaf van inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van € 358 (hierna: het voorschot). In deze brief staat:
“Wij hebben vastgesteld dat u in aanmerking komt voor een voorschot op de teruggaaf van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (bijdrage Zvw) over 2021. Hierbij zijn wij uitgegaan van de gegevens die wij hebben over uw inkomen in 2020. Wij nemen aan dat uw situatie in 2021 hetzelfde blijft.”
3.3.
Belanghebbende ontvangt sinds 20 februari 2021 een uitkering uit de Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW-uitkering).
3.4.
De inspecteur heeft bij de beschikking vastgesteld dat belanghebbende voor het jaar 2021 geen recht heeft op een teruggaaf van inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en heeft het voorschot teruggevorderd.

Motivering

4. Niet in geschil is dat belanghebbende in 2021 op basis van de wet geen recht heeft op een teruggaaf. Belanghebbende heeft echter gesteld, dat de inspecteur kon weten dat hij in 2021 geen recht zou hebben op een teruggaaf omdat hij een AOW-uitkering zou gaan ontvangen, zodat het voorschot onterecht is verstrekt. Volgens belanghebbende is dat de fout van de inspecteur en hoeft hij het ontvangen voorschot daarom niet terug te betalen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
4.1.
De inspecteur kan kort gezegd een voorschot verlenen op de teruggaaf van op het loon ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet als hij het vermoeden heeft dat daarop recht bestaat en het bijdrage-inkomen afkomstig is van meerdere inhoudingsplichtigen. [1] De voorschotten worden verrekend met de uiteindelijk te ontvangen teruggaafbeschikking. [2] Ingeval een voorschot ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur het te veel betaalde bedrag bij voor bezwaar vatbare beschikking terugvorderen. [3]
4.2.
Nu niet in geschil is dat het voorschot ten onrechte is ontvangen, heeft de inspecteur het voorschot terecht teruggevorderd bij de beschikking. Dat de inspecteur volgens belanghebbende kon weten dat er geen recht bestond op een teruggaaf omdat hij een AOW-uitkering genoot, doet daar -wat daar ook van zij- niet aan af. Dit kan niet tot gevolg hebben dat het voorschot niet wordt teruggevorderd. Belanghebbende dient daarom het gekregen voorschot terug te betalen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar van de inspecteur juist is en de beschikking in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier op 2 februari 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 50, derde lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in samenhang met artikel 5.13 van de Regeling zorgverzekering.
2.Artikel 5.13, vijfde lid, van de Regeling zorgverzekering.
3.Artikel 50, vierde lid, van de Zvw.