ECLI:NL:RBZWB:2024:6637

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
BRE 23/12182
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep van belanghebbende was gericht tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijtuigen, maar werd kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar was. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar belanghebbende had geen goede reden gegeven voor het verzuim. Hierdoor bleef het bestreden besluit in stand en werd het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn niet was overschreden. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/12182

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 december 2023. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijtuigen met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 23 december 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 21 januari 2024 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 25 januari 2024 om 08:41 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Belanghebbende heeft tevens verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 1 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.