ECLI:NL:RBZWB:2024:6640
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar en de beslissingen van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn ingediend tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2005 tot en met 2011. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat ze te laat zijn ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 3 augustus 2021, waardoor de termijn eindigde op 14 september 2021. Het beroepschrift is echter pas op 13 december 2023 op de post gedaan, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
De rechtbank overweegt dat de reden die belanghebbende aanvoert voor de termijnoverschrijding, namelijk dat hij pas op 11 december 2023 op de hoogte was van de uitspraken op bezwaar, niet verschoonbaar is. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende tijdens de bezwaarprocedure werd bijgestaan door een gemachtigde, die de uitspraken op bezwaar heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat het aan de gemachtigde was om belanghebbende tijdig te informeren. Aangezien er geen omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken, verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.