In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 1 oktober 2024, worden de beroepen van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij belastingrente in rekening was gebracht. De rechtbank behandelt de beroepen en oordeelt dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd, maar dat de navorderingsaanslag IB/PVV te hoog is. De rechtbank concludeert dat de transactiewinst van de verkoop van onroerend goed in bepaalde gevallen als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) moet worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden van belanghebbende bij de eerste verkoop normaal actief vermogensbeheer te boven gingen, terwijl dit bij de tweede verkoop wel het geval was. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV tot een belastbaar ROW van € 680.483 en handhaaft de navorderingsaanslag Zvw 2017. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende.