ECLI:NL:RBZWB:2024:676

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
02/182098-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor insluipingen en diefstal met geweld tegen kwetsbare ouderen

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee insluipingen, een poging tot gekwalificeerde diefstal en het pinnen met een gestolen pinpas. De verdachte, geboren in 1969 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht, heeft oudere mensen in verzorgingshuizen beroofd. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 heeft hij alle vier de tenlastegelegde feiten bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het geweld tegen de slachtoffers, waarbij hij hen heeft vastgepakt en hen heeft beroofd van hun bezittingen. De rechtbank achtte de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes van de slachtoffers als voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder werken en wonen bij een zorginstelling, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers, die zonder uitzondering oudere mensen waren. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd en heeft ter zitting spijt betuigd, maar de rechtbank heeft benadrukt dat hij bewust deze kwetsbare groep mensen als slachtoffer heeft gekozen. De rechtbank heeft de proeftijd verlengd tot drie jaar om ervoor te zorgen dat de verdachte na zijn detentie onder toezicht blijft van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/182098-23
vonnis van de meervoudige kamer van 8 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee insluipingen, een poging tot een gekwalificeerde diefstal en het pinnen met een gestolen pinpas.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de aangiftes. Dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan enige geweldshandelingen bij feit 1, acht de officier van justitie eveneens bewezen, omdat hij ervan uitgaat dat aangeefster de deurklink vasthad en verdachte vervolgens haar hand of pols heeft vastgepakt om de weg naar buiten mogelijk te maken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de geweldscomponent van feit 1 en wijst er daarbij op dat aangeefster na afloop geen letsel had, terwijl algemeen bekend is dat oudere mensen gemakkelijk letsel oplopen na een val of stomp. Voor het overige ten laste gelegde onder feit 1 en de andere drie feiten voert de verdediging geen bewijsverweer, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] (pagina 18 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2023185871);
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 31 van het eindproces-verbaal)
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, eveneens bewezen dat verdachte de hand of pols van [aangever 1] heeft vastgepakt toen zij de deurklink vasthad en haar een stomp tegen haar schouder heeft gegeven waardoor ze tegen een deur is gevallen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van wat aangeefster heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat hij door aangeefster betrapt werd, snel de woning wilde verlaten. Dat hij daarbij de hand of pols van aangeefster heeft gepakt om zo de deurklink te kunnen gebruiken om de deur verder te openen, komt de rechtbank aannemelijk voor. Uit de verklaring van aangeefster een dag na het incident blijkt bovendien dat zij nog pijn had aan haar rechterhand en -pols.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] (pagina 81-82 van het eindproces-verbaal);
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] (pagina 81-82 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 98-99 van het eindproces-verbaal)
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 84-85 van het eindproces-verbaal)
Feit 4
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 4 eveneens een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] (pagina 100 van het eindproces-verbaal);
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 20 juli 2023 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/of sieraden vanuit een kamer gelegen in [verzorgingshuis] in elk geval enig goed, dat/die aan [aangever 1] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen volgen van geweld tegen [aangever 1] , te plegen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, die [aangever 1] haar hand en/of pols heeft vastgepakt en een stomp tegen haar schouder heeft gegeven waardoor ze tegen een deur ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
in de periode van 11 september 2022 tot en met 14 september 2022 te Goes, in een woning gelegen aan de [straat 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond, een tas (inhoudende medicijnen en een (kleine) portemonnee met munten en een portemonnee en een wit kunstlederen etui en een medische kaart en foto's), die aan [aangever 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
op of omstreeks 14 september 2022 te Goes en Bergen op Zoom geldbedragen (van € 500,-- en € 500,--), die aan [aangever 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [aangever 2] ;
4
op 16 februari 2023 te Goes, in een woning, gelegen aan de [straat 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geldbedrag van
€ 3,50, dat aan [aangever 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen en gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, nu niet kan worden bewezen dat er geweld is gebruikt door verdachte bij feit 1. De verdediging kan zich vinden in de voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee insluipingen, een poging tot een gekwalificeerde diefstal en het pinnen met een gestolen pinpas. Verdachte ging naar verzorgingshuizen, omdat hij daar naar eigen zeggen gemakkelijk naar binnen en naar buiten kon gaan en omdat oudere mensen vaak contant geld in huis hebben. Zijn slachtoffers betroffen zonder uitzondering oudere mensen, die minder mobiel en minder weerbaar waren en die in de veiligheid van hun eigen huis beroofd werden. Verdachte heeft op geen enkel moment rekening gehouden met de kwetsbaarheid van zijn slachtoffers en de gevolgen van zijn handelen. Verdachte is al eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en heeft ter zitting verklaard dat hij dit vaker deed. Verdachte wordt in maart 2024 nog in twee andere rechtbanken verwacht om zich te verantwoorden voor verdenking van vergelijkbare feiten. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij bewust deze kwetsbare groep mensen als slachtoffer uitkoos.
Verdachte heeft aanvankelijk ontkend dat hij iets met de feiten te maken had, maar heeft ter zitting openheid gegeven en spijt betuigd. Verdachte heeft verklaard dat hij er een streep onder wil zetten. Verdachte heeft verklaard dat hij beseft dat er een flinke straf zal volgen, maar dat hij bereid is om mee te werken aan de door de reclassering gestelde voorwaarden omdat hij gemotiveerd is om iets van zijn leven te maken. Verdachte staat op de wachtlijst om te worden geplaatst bij [zorginstelling] , waar hij kan wonen en werken op een boerderij en wil deze kans grijpen. Dit traject bij [zorginstelling] duurt gemiddeld één tot anderhalf jaar.
Uit het advies van de reclassering begrijpt de rechtbank dat er nog wel risico’s zijn voor verdachte, zoals het alcoholgebruik, huisvesting en dagbesteding. Verdachte heeft al eerder een vergelijkbaar traject doorlopen bij stichting Door, maar heeft kort voordat het afliep een terugval gehad in alcoholgebruik waardoor dat traject niet is afgerond.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, een forse gevangenisstraf waarvan een deel voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd een passende straf. Gelet op de eerdere negatieve beëindiging bij stichting Door zal de rechtbank echter de proeftijd verlengen tot drie jaar, zodat verdachte ook na het aflopen van het traject bij [zorginstelling] , nog geruime tijd contact moet houden met de reclassering en de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf als stok achter de deur kan voelen om niet terug te vallen.
De rechtbank legt daarom een gevangenisstraf op voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole, met een proeftijd van drie jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de inbeslaggenomen Oppo telefoon van hem was.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 45, 57, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
feit 2:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
feit 3:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk drie dagen na ingaan van de proeftijd bij de reclassering in de regio van plaatsing en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek-verslavingszorg of soortgelijke zorgverlener in de regio van plaatsing op de tijden en plaatsen als door of namens de reclassering aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelenverslaving;
* dat verdachte gedurende de proeftijd, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten [zorginstelling] , of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald of onbetaald werk of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
* dat verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden en meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om dit middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
Oppo telefoon, met goednummer G2617469, zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. de Boer, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. M.E.I. Beudeker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 februari 2023.
Mr. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.