4.3.1De bewijsmiddelen
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] (pagina 18 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2023185871);
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 31 van het eindproces-verbaal)
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, eveneens bewezen dat verdachte de hand of pols van [aangever 1] heeft vastgepakt toen zij de deurklink vasthad en haar een stomp tegen haar schouder heeft gegeven waardoor ze tegen een deur is gevallen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van wat aangeefster heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment dat hij door aangeefster betrapt werd, snel de woning wilde verlaten. Dat hij daarbij de hand of pols van aangeefster heeft gepakt om zo de deurklink te kunnen gebruiken om de deur verder te openen, komt de rechtbank aannemelijk voor. Uit de verklaring van aangeefster een dag na het incident blijkt bovendien dat zij nog pijn had aan haar rechterhand en -pols.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] (pagina 81-82 van het eindproces-verbaal);
Feit 3
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] (pagina 81-82 van het eindproces-verbaal);
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 98-99 van het eindproces-verbaal)
- het proces-verbaal van bevindingen (pagina 84-85 van het eindproces-verbaal)
Feit 4
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 4 eveneens een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 25 januari 2024;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] (pagina 100 van het eindproces-verbaal);