ECLI:NL:RBZWB:2024:6830

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 23/12450
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende N.V. tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 december 2023. De beroepen zijn gericht tegen de WOZ-beschikkingen voor verschillende objecten in [plaats 2] en de daarbij opgelegde aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank legt uit dat het griffierecht voor deze zaak € 365,- bedraagt en dat belanghebbende tijdig op de hoogte is gesteld van de verschuldigdheid hiervan. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft belanghebbende het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen achterwege laat en de bestreden besluiten in stand blijven. Tevens wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig betalen van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/12450 tot en met 23/12452

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] N.V., uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 december 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikkingen voor de objecten [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] , alle te [plaats 2] alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 3 januari 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 1 februari 2024 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 3 februari 2024 om 09:13 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
8. mr. D.A.N. Bartels heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade als gevolg van het overschrijden van de redelijke termijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 11 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.