ECLI:NL:RBZWB:2024:6830
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende N.V. tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 december 2023. De beroepen zijn gericht tegen de WOZ-beschikkingen voor verschillende objecten in [plaats 2] en de daarbij opgelegde aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank legt uit dat het griffierecht voor deze zaak € 365,- bedraagt en dat belanghebbende tijdig op de hoogte is gesteld van de verschuldigdheid hiervan. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft belanghebbende het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare reden is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen achterwege laat en de bestreden besluiten in stand blijven. Tevens wordt het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig betalen van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.