ECLI:NL:RBZWB:2024:6833

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 23/3193
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken machtiging gemachtigde

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking 2022 en de aanslag onroerende zaakbelasting behandeld. Het beroep is ingediend door mr. D.A.N. Bartels, die zich als gemachtigde van belanghebbende heeft gepresenteerd. Echter, de rechtbank constateert dat mr. Bartels geen geldige machtiging heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij bevoegd is om namens belanghebbende op te treden. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om de juiste documenten aan te leveren.

De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gemachtigde niet de juiste machtiging kan overleggen. In dit geval heeft mr. Bartels wel een machtiging van [naam 1] overgelegd, maar niet van de overige bestuurders die gezamenlijk bevoegd zijn. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen dat mr. Bartels gerechtigd is om het beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Tevens wordt het verzoek om een immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat mr. Bartels niet bevoegd is om dit verzoek namens belanghebbende in te dienen.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte machtiging voor gemachtigden in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank wijst erop dat zonder de juiste documenten, de procedure niet kan doorgaan en dat dit gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3193

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 juni 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking 2022 voor het object [adres] te [plaats] met aanslagnummer [nummer] en de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerende zaakbelasting.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen machtiging heeft ingediend waaruit volgt dat hij in deze zaak als gemachtigde van belanghebbende mag optreden en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van belanghebbende. Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit beroep in te stellen namens belanghebbende. De rechtbank heeft hem in haar bericht van 14 juni 2023 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en daarbij een uittreksel uit het handelsregister (en eventuele meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) te overleggen waaruit blijkt wie als uiteindelijk bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.
5. Bij brief van 19 juni 2023 heeft mr. D.A.N. Bartels een machtiging van [naam 1] en enkele uittreksels uit het handelsregister overgelegd. Omdat geen van de uittreksels uit het handelsregister van belanghebbende was, is bij brief van 27 juni 2023 wederom verzocht om een juiste uittreksel uit het handelsregister te overleggen. Bij brief van 10 juli 2023 heeft mr. D.A.N. Bartels hierop gereageerd en een uittreksel uit het handelsregister van belanghebbende overgelegd.
6. Omdat uit de uittreksels uit het handelsregister is gebleken dat meerdere bestuurders gezamenlijk bevoegd zijn is mr. D.A.N. Bartels bij brief van 22 januari 2024 verzocht om ook machtigingen te overleggen van [naam 2] en [naam 3] . Hierop heeft mr. D.A.N. Bartels gereageerd met nogmaals de machtiging van [naam 1] .
7. Bij brief van 1 februari 2024 is het verzoek om machtigingen te overleggen van de overige bestuurders herhaald. Hierop heeft mr. D.A.N. Bartels bij brief van 5 februari 2024 gereageerd met wederom alleen een machtiging van [naam 1] en geen machtiging van de overige bestuurders of stukken waaruit volgt dat een machtiging van één van de bestuurders voldoende zou zijn. mr. D.A.N. Bartels heeft dus niet aan het verzoek van de rechtbank voldaan.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
8. mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
10. Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om een immateriële schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 11 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.