ECLI:NL:RBZWB:2024:6836

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 21/5162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken machtiging en uittreksels handelsregister

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 oktober 2024, wordt het beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerende zaakbelasting behandeld. Het beroep is ingesteld door mr. D.A.N. Bartels, die als gemachtigde optreedt voor de belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat mr. Bartels geen geldige machtiging en de benodigde uittreksels uit het handelsregister heeft overgelegd. De rechtbank heeft mr. Bartels meerdere keren verzocht om deze documenten te verstrekken, maar hij heeft niet tijdig de juiste machtiging ingediend. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen of hij bevoegd is om namens de belanghebbende op te treden.

De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gemachtigde niet de juiste documenten overlegt. In dit geval heeft mr. Bartels geen uittreksel van [belanghebbende] B.V. overgelegd, waardoor niet kan worden vastgesteld of hij daadwerkelijk gemachtigd is om het beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet inhoudelijk kan worden beoordeeld en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Tevens wordt het verzoek om een immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat mr. Bartels niet bevoegd is om dit verzoek namens de belanghebbende in te dienen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet gebeuren, indien partijen het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk , de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 19 oktober 2021. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het [object] te [plaats 2] met [aanslagnummer] alsmede de aanslag onroerende zaakbelasting.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen machtiging en uittreksels uit het handelsregister heeft ingediend waaruit volgt dat hij in deze zaak als gemachtigde van belanghebbende mag optreden en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een juiste machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [belanghebbende] B.V. Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit het beroep in te stellen namens [belanghebbende] B.V.. De rechtbank heeft hem bij brief van 29 november 2021 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en daarbij een uittreksel uit het handelsregister (en eventuele meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) te overleggen waaruit blijkt wie als uiteindelijk bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 7 januari 2022 en 16 februari 2022 met een termijn van twee weken.
4.1.
Bij brief van 21 januari 2021, binnengekomen bij de rechtbank op 22 februari 2022, heeft mr. D.A.N. Bartels een machtiging en enkele uittreksels uit het handelsregister overgelegd. Omdat geen uittreksel uit het handelsregister van [belanghebbende] B.V. is ontvangen, is bij brief van 22 februari 2024 wederom verzocht om een juist uittreksel uit het handelsregister te overleggen.
4.2.
Bij brief, binnengekomen bij de rechtbank op 19 maart 2024, dient mr. D.A.N. Bartels een uittreksel uit het handelsregister in, maar wederom niet van belanghebbende.
4.3.
Omdat [belanghebbende] B.V. een niet-natuurlijk persoon is en er geen juiste uittreksel uit het handelsregister is overgelegd, kan niet beoordeeld worden of de afgegeven machtiging is afgegeven door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
5. Mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
7. Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om een immateriële schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 11 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.