ECLI:NL:RBZWB:2024:6837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/2979
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken juiste machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de WOZ-beschikking 2022 en de aanslag onroerende zaakbelasting behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, geen geldige machtiging heeft overgelegd. De rechtbank heeft de gemachtigde meerdere keren verzocht om een correcte machtiging in te dienen, maar deze was niet op naam gesteld en niet te herleiden naar een persoon. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat mr. Bartels bevoegd was om namens de belanghebbende op te treden.

De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gemachtigde niet de juiste machtiging kan overleggen. Ondanks herhaalde verzoeken om een geldige machtiging, heeft mr. Bartels niet tijdig een juiste machtiging ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gegeven en dat het beroep daarom niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. De rechtbank wijst ook het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat mr. Bartels niet gemachtigd was om dit verzoek te doen.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte machtiging bij het indienen van een beroep en de gevolgen van het ontbreken daarvan. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 5 maart 2024. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking 2022 voor het [pand] te [plaats 2] met [aanslagnummer] alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerende zaakbelasting.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen machtiging heeft ingediend waaruit volgt dat hij in deze zaak als gemachtigde van belanghebbende mag optreden en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van belanghebbende. Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit het beroep in te stellen namens belanghebbende. De rechtbank heeft hem in haar bericht van 1 mei 2024 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. mr. D.A.N. Bartels heeft binnen die termijn een machtiging ingediend die niet op naam is gesteld en waarbij dus niet uit te herleiden valt wie de machtiging heeft afgegeven. Bij aangetekende brief van 27 mei 2024 is mr. D.A.N. Bartels hier op gewezen en verzocht om binnen twee weken alsnog een juiste machtiging te overleggen. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 28 mei 2024 om 08:40 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend.
5. Bij brief, binnengekomen bij de rechtbank op 26 juni 2024, heeft mr. D.A.N. Bartels weer een machtiging overgelegd die niet op naam is gesteld en ook niet te herleiden is naar een persoon. Ook uit de daarbij gevoegde e-mails van Houtmarkt@aezie.nl volgt niet door wie de machtiging is ondertekend en dat deze persoon daartoe bevoegd was. Mr. D.A.N. Bartels heeft dus niet tijdig een juiste machtiging overgelegd.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
6. mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
8. Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om een immateriële schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 11 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.