ECLI:NL:RBZWB:2024:6840

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 23/2710
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant behandeld. Het beroep is ingediend door mr. D.A.N. Bartels, die zich als gemachtigde van belanghebbende heeft gepresenteerd. Echter, de rechtbank constateert dat er geen geldige machtiging is overgelegd waaruit blijkt dat mr. Bartels bevoegd is om namens belanghebbende op te treden. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om de benodigde documenten aan te leveren.

De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een machtiging leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. Aangezien mr. Bartels dit niet heeft gedaan, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen. De rechtbank besluit dan ook dat het bestreden besluit in stand blijft en wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af, omdat mr. Bartels niet gemachtigd is om dit verzoek te doen.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte en tijdige indiening van machtigingen in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om schadevergoeding af, met de mededeling dat partijen binnen zes weken in verzet kunnen gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2710

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 maart 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] te [plaats] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen machtiging heeft ingediend waaruit volgt dat hij in deze zaak als gemachtigde van belanghebbende mag optreden en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van belanghebbende. Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit het beroep in te stellen namens belanghebbende. De rechtbank heeft hem in haar bericht van 9 mei 2023 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en uittreksels uit het handelsregister te overleggen om vast te stellen wie de uiteindelijk bevoegd bestuurders zijn. mr. D.A.N. Bartels heeft binnen die termijn uittreksels uit het handelsregister en een machtiging op naam van [naam] ingediend. De griffier heeft vervolgens geconstateerd dat er sprake is van meerdere bestuurders die gezamenlijk bevoegd zijn. Bij aangetekende brief van 6 juni 2023 is mr. D.A.N. Bartels nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een machtiging te overleggen van alle bevoegd bestuurders. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 7 juni 2023 om 08:51 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Bij brief van 7 juni 2023 heeft mr. D.A.N. Bartels de eerder ook al ingediende machtiging nogmaals ingediend en geen machtiging van de overige bestuurders of stukken waaruit volgt dat een machtiging van één van de bestuurders voldoende zou zijn. mr. D.A.N. Bartels heeft daarmee dus niet aan het verzoek van de rechtbank voldaan.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
5. mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
7. Nu niet is gebleken dat mr. D.A.N. Bartels is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen is naar het oordeel van de rechtbank mr. D.A.N. Bartels ook niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om een immateriële schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 11 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.