ECLI:NL:RBZWB:2024:6840
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken machtiging
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant behandeld. Het beroep is ingediend door mr. D.A.N. Bartels, die zich als gemachtigde van belanghebbende heeft gepresenteerd. Echter, de rechtbank constateert dat er geen geldige machtiging is overgelegd waaruit blijkt dat mr. Bartels bevoegd is om namens belanghebbende op te treden. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om de benodigde documenten aan te leveren.
De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een machtiging leidt tot kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. Aangezien mr. Bartels dit niet heeft gedaan, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen. De rechtbank besluit dan ook dat het bestreden besluit in stand blijft en wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af, omdat mr. Bartels niet gemachtigd is om dit verzoek te doen.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte en tijdige indiening van machtigingen in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om schadevergoeding af, met de mededeling dat partijen binnen zes weken in verzet kunnen gaan tegen deze uitspraak.