ECLI:NL:RBZWB:2024:6847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
10995765 CV EXPL 24-998 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens overlast en vervuiling door huurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de Vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Laurentius en haar huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Laurentius vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege langdurige overlast en vervuiling. De rechtbank heeft vastgesteld dat Laurentius sinds 2018 herhaaldelijk klachten heeft ontvangen van buren over geluidsoverlast en ongedierte, veroorzaakt door de huurders en hun kinderen. Ondanks meerdere gesprekken en gedragsaanwijzingen is de situatie niet verbeterd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde 2], die niet zijn hersteld. De belangen van de minderjarige kinderen zijn in de overwegingen meegenomen, maar de rechtbank concludeert dat er geen noodsituatie dreigt bij ontbinding van de huurovereenkomst. De vordering tot ontbinding is toegewezen, met een ontruimingstermijn van drie maanden. Daarnaast is [gedaagde 2] veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10995765 \ CV EXPL 24-998
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
DE VERENIGING MET VOLLEDIGE RECHTSBEVOEGDHEID LAURENTIUS,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: Laurentius,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep, advocaat te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [adres 1] ,
gedaagde partij sub 1,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
niet verschenen,
en

2.2. [gedaagde 2] ,

wonende te [adres 2] ,
gedaagde partij sub 2,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gemachtigde: mr. R.W. de Pater, advocaat te Breda.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 mei 2024 met de daarin genoemde stukken;
- het op 8 augustus 2024 ter griffie ontvangen bericht van Laurentius met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 19 augustus 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
- Laurentius is een toegelaten instelling, zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, en eigenaar van de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres 2] (verder: het gehuurde);
- Laurentius verhuurt het gehuurde sinds 4 mei 2015 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Laurentius van toepassing (versie 27 mei 2014);
- vanaf 5 oktober 2018 tot en met 7 maart 2019 worden door Laurentius regelmatig klachten ontvangen over [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van hun directe buren (huisnummers [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ). De klachten bestaan uit schreeuwen (ook ’s nachts) en ongedierte (wespen), die vermoedelijk uit de schuur bij het gehuurde komen;
- op 9 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Laurentius, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en hun buren. In het gesprek is afgesproken dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] proberen de overlast in de avond en nacht zoveel mogelijk weg te nemen en de tuin op orde te brengen;
- vanaf 27 augustus 2021 tot en met 7 juni 2022 ontvangt Laurentius meerdere klachten van de buren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Het gaat om overlast (van de kinderen) van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de avond en nacht en van ongedierte, die op het afval in de tuin en schuur van het gehuurde afkomen;
- op 16 mei 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Laurentius, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , de buren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en hulpverleners. Laurentius heeft in dat gesprek aangezegd dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] één maand de tijd krijgen om de overlast in de avonduren weg te nemen, de tuin op te ruimen en een afspraak te maken om naar de douche van het gehuurde te laten kijken. De na het gesprek verzonden brief, waarin de inhoud van het gesprek is weergegeven, is aangemerkt als een gedragsaanwijzing, die door [gedaagde 2] ondertekend retour is gezonden;
- op 5 juli 2022 heeft de gemachtigde van Laurentius nogmaals een gedragsaanwijzing toegestuurd aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
- op 7 februari 2023 wordt er melding gemaakt van afval in de tuin van het gehuurde en overlast van ongedierte en van de barbecue van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
- op 11 april 2023 heeft Laurentius [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesommeerd de schuur bij het gehuurde leeg te ruimen;
- op 24 april 2023 berichten buren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat er afval in de tuin van het gehuurde is geplaatst;
- op 25 april 2023 heeft Laurentius een huisbezoek bij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangezegd op 5 mei 2023. De medewerker van Laurentius is op 5 mei 2023 geweigerd. In de tuin en schuur van het gehuurde lag nog steeds een grote hoeveelheid afval;
- vanaf mei 2023 tot en met september 2023 ontvangt Laurentius klachten van de buren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over geluidsoverlast, het gooien van speelgoed over de schutting door de kinderen, de staat van de tuin van het gehuurde en de daaruit voortvloeiende overlast van ongedierte;
- op 5 oktober 2023 heeft de gemachtigde van Laurentius [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangeschreven met betrekking tot de ervaren geluidsoverlast en de staat van de tuin en de schuur van het gehuurde, waarbij een laatste kans wordt gegeven de overlast te stoppen;
- op 17 oktober 2023 bericht een medewerkster van Laurentius dat bij het huisbezoek is geconstateerd dat de woning en tuin er beter uitzagen, maar dat de geluidsoverlast niet is verminderd. Er worden weer klachten ontvangen van de buren;
- per brief van 7 november 2023 is een verslag toegestuurd aan [gedaagde 2] van het huisbezoek, waarin gewezen wordt op de aanhoudende geluidsoverlast. Ook wordt melding gemaakt van een huurachterstand;
- in de periode november 2023 tot en met februari 2024 worden door Laurentius klachten ontvangen van de buren van [gedaagde 2] over geluidsoverlast en afval in de tuin;
- op 23 november 2023 heeft Laurentius de huurachterstand gemeld bij de gemeente Alphen-Chaam;
- op 27 november 2023 heeft er een gesprek met [gedaagde 2] plaatsgevonden, waarin deze procedure is aangekondigd;
- op 26 januari 2024 is er een onderzoek gedaan naar de geluidsoverlast uit het gehuurde. In het rapport van 19 februari 2024 wordt geconcludeerd:
“Op basis van de onderzochte resultaten kan worden geconcludeerd dat er sprake is van hinderlijke geluiden afkomstig van de naast gelegen woning. Echter valt bijna al dit geluid onder de norm, zoals gesteld in de Wgh (Wet Geluidhinder), beoordeeld volgens het activiteitenbesluit. De geluiden komen niet boven de in dit besluit gestelde norm en vallen dus onder leef geluiden. Het is alleen wel heel erg veel. De contactgeluiden van slaande deuren komen wel boven de norm evenals het stuiteren met een bal. Het praten en schreeuwen is bijna continue aanwezig. (…)”;
- [gedaagde 1] is inmiddels uit het gehuurde vertrokken en sinds 16 februari 2024 door Laurentius ontslagen uit zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst;
- in de periode maart 2024 tot en met mei 2024 ontvangt Laurentius klachten. Het gaat om geluidsoverlast, vervuiling van het gehuurde en de tuin, de verzorging van de kinderen, de staat van de tuin en de (achtergebleven) kat van [gedaagde 2] ;
- [gedaagde 2] en haar kinderen verblijven op dit moment op de crisisafdeling van Sterk Huis tot eind september 2024. De kinderen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn onder toezicht gesteld. Incidenteel mag [gedaagde 2] terugkeren naar de woning. Op die momenten ontvangt Laurentius weer overlastklachten.

3.Het geschil

3.1.
Laurentius vordert, na vermindering van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De huurovereenkomst met [gedaagde 2] te ontbinden;
[gedaagde 2] te veroordelen het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
[gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.695,84 aan achterstallige huur tot 1 april 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van toekomstige huur, dan wel gebruiksvergoeding, van € 580,98 per maand of gedeelte daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
Als onderbouwing van haar vordering stelt Laurentius dat zij al sinds 2018 overlastklachten ontvangt over (het gezin van) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Tot laat in de nacht is er regelmatig sprake van ernstige geluidsoverlast en de tuin en schuur van het gehuurde ligt vol met afval. Laurentius heeft diverse stappen ondernomen om de overlast tegen te gaan. Er zijn diverse gesprekken met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevoerd, de schuur en tuin bij het gehuurde zijn op initiatief van Laurentius leeggehaald en er is hulp gezocht voor (de kinderen van) [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Uiteindelijk was Laurentius genoodzaakt een gedragsaanwijzing voor te leggen. Die is alleen door [gedaagde 2] ondertekend. De situatie heeft zich meerdere malen in beperkte mate en voor korte duur verbeterd, waardoor Laurentius steeds geen verdere (juridische) stappen heeft ondernomen. De overlast blijft steeds terugkeren, zodat Laurentius thans genoodzaakt is een procedure op te starten. Naast de overlast is er sprake van een huurachterstand van € 1.014,86 tot en met augustus 2024.
3.3.
Op het verweer van [gedaagde 2] voert Laurentius aan dat het voor [gedaagde 2] duidelijk is welke partij zij tegenover zich heeft. De partijaanduiding in de dagvaarding is verkeerd weergegeven. Zij vraagt dit aan te passen naar “Laurentius”.
3.4.
[gedaagde 1] is, hoewel behoorlijk gedagvaard met inachtneming van de voorgeschreven termijn en formaliteiten, niet in de procedure verschenen en heeft ook anderszins niet gereageerd of om uitstel verzocht; daarop is tegen hem verstek verleend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Laurentius haar vordering op [gedaagde 1] ingetrokken.
3.5.
[gedaagde 2] voert verweer. Zij concludeert primair en subsidiair tot niet-ontvankelijkheid van Laurentius, dan wel meer subsidiair tot afwijzing van de vorderingen van Laurentius of een verlenging van de ontruimingstermijn, met veroordeling (primair, subsidiair en meer subsidiair) van Laurentius in de proces- en nakosten.
3.6.
Primair stelt [gedaagde 2] zich op het standpunt dat de procedure is gestart door een niet-bestaande partij. “Woningbouwvereniging Laurentius” komt niet voor in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Laurentius is dan ook niet-ontvankelijk, waarbij de proceskosten ten laste van de gemachtigde van Laurentius dienen te komen, nu de kosten niet op een bestaande partij kunnen worden verhaald. Aanpassing van de dagvaarding is niet meer mogelijk. Deze is gebrekkig en gelet op de hoeveelheid aan mogelijke partijen, die de procedure hadden kunnen beginnen, is rectificatie in strijd met de goede procesorde.
3.7.
Subsidiair stelt [gedaagde 2] dat onduidelijk is met welke partij de huurovereenkomst is gesloten. Op de huurovereenkomst staat vermeld “Laurentius in Breda”, maar er zijn tien ondernemingen geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met de handelsnaam “Laurentius” in de naam in Breda. De in de dagvaarding genoemde eisende partij is in ieder geval geen partij bij de huurovereenkomst, omdat deze partij niet bestaat.
3.8.
Meer subsidiair voert [gedaagde 2] aan dat zij zich van geen kwaad bewust is. Zij heeft zich altijd welwillend opgesteld richting Laurentius. De gestelde geluidsoverlast werd bovendien met name door [gedaagde 1] en de kinderen veroorzaakt. [gedaagde 1] verblijft thans niet meer in het gehuurde. [gedaagde 2] is door buren nooit aangesproken op de overlast. In de schuur hebben alleen spullen gelegen, die [gedaagde 2] wilde bewaren. Dit was geen afval. Zij is zich er niet bewust van geweest dat er afval lag, dat ongedierte aantrok. Daarbij wijst zij erop dat haar privacy is geschonden door het maken van foto’s van haar tuin en de woning. Zij betwist dat er sprake was van geluidsoverlast. De klachten komen alleen van haar directe buren en niet van andere omwonenden. Als de overlast zo ernstig zou zijn als wordt gesteld, waren meer klachten te verwachten. Uit de conclusie van het rapport van het onderzoek dat naar de overlast is gedaan volgt ook dat het te horen geluid binnen de normen blijft. Ook zijn de politie en burgemeester niet ingeschakeld. Voor zover overlast wordt ervaren komt dit doordat de muren van de woningen dun zijn. Het ligt dan ook op de weg van Laurentius om een andere, beter geïsoleerde, woning aan te bieden aan [gedaagde 2] . De gevorderde huurachterstand is niet gespecificeerd, zodat het voor [gedaagde 2] niet duidelijk is welke maanden aan huur nog open staan. Deze is ontstaan door het vertrek van [gedaagde 1] uit het gehuurde. Inmiddels is zij de huurachterstand aan het inlopen. De huurachterstand is bovendien niet ten grondslag gelegd aan de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst. In de ogen van [gedaagde 2] is er geen sprake van onrechtmatige overlast, zodat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst met nevenvorderingen moet worden afgewezen. Voor zover de vordering wordt toegewezen vraagt [gedaagde 2] de ontruimingstermijn te verlengen.
3.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 2] aangevuld veel te hebben geleerd bij Sterk Huis, zodat zij verwacht weer terug te kunnen naar de woning. De bij de laatste producties van Laurentius overgelegde foto’s geven geen goed beeld van de situatie in de tuin van het gehuurde, nu [gedaagde 2] op dat moment het gehuurde aan het opruimen was en de spullen uit de woning in de tuin had geplaatst. De goederen zijn inmiddels door Laurentius verwijderd.

4.De beoordeling

Primair en subsidiair – verkeerde partijaanduiding:
4.1.
In de dagvaarding staat Laurentius als “Woningbouwvereniging Laurentius” aangeduid. [gedaagde 2] stelt dat geen van de in het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen ondernemingen met de naam “Laurentius” deze handelsnaam hanteert, zodat sprake is van een niet bestaande rechtspersoon. Laurentius is daardoor niet-ontvankelijk volgens [gedaagde 2] . Laurentius heeft erkend dat de verkeerde naam is opgenomen in de dagvaarding en heeft gevraagd de naam te rectificeren naar “Laurentius”.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat een vergissing in de partijaanduiding in dagvaardingszaken volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad door een rectificatie kan worden hersteld indien (a) de vergissing onder de gegeven omstandigheden voor de processuele wederpartij kenbaar was, (b) de wederpartij door de vergissing en de rectificatie daarvan niet is benadeeld of in haar verdediging is geschaad, en (c) de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden (zie onder meer HR 14 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB4765). Met herstel van louter formele fouten mogen in de regel geen materiële belangen van de wederpartij worden geschaad (zie HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881).
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in de onderhavige zaak sprake van een vergissing die voor rectificatie in aanmerking komt. Uit de bij de dagvaarding overgelegde producties volgt voldoende duidelijk dat Laurentius, als verhuurder, [gedaagde 2] , als huurder, in rechte heeft betrokken. Uit de conclusie van antwoord volgt dat [gedaagde 2] daarvan voldoende op de hoogte was, nu zij verweer heeft gevoerd tegen de stellingen van haar verhuurder. Daarbij is het verzoek tot rectificatie tijdens de mondelinge behandeling gedaan, zodat [gedaagde 2] daar nog op heeft kunnen reageren. Er is niet gebleken dat [gedaagde 2] door de verkeerde partijaanduiding is benadeeld of in haar verdediging geschaad, of dat haar materiële belangen zijn geschaad. De partijnaam zal dan ook worden gerectificeerd, zodat aan het primaire verweer voorbij wordt gegaan. Ter voorkoming van misverstanden is de partijaanduiding in de kop van dit vonnis al gerectificeerd.
4.4.
Subsidiair voert [gedaagde 2] aan dat de partijaanduiding in de huurovereenkomst evenmin juist is. Hiervoor is echter overwogen dat ‘Laurentius’ de juiste partijaanduiding is. Daarbij geldt ook voor de huurovereenkomst dat nergens uit is gebleken dat [gedaagde 2] niet ervan op de hoogte was wie haar verhuurder was. Zij heeft haar huur betaald aan Laurentius en ook op oproepen van Laurentius gereageerd. Ook aan dit verweer gaat de kantonrechter voorbij.
Meer subsidiair – de gestelde tekortkomingen:
4.5.
Laurentius stelt dat sprake is van tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst, bestaande uit langdurige geluidsoverlast en vervuiling van de tuin en schuur van het gehuurde. [gedaagde 2] betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Voor zover daar al sprake van is, is deze te gering om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
4.6.
In artikel 13 lid 6 van de tussen partijen geldende algemene voorwaarden is opgenomen dat de huurder omwonenden geen overlast zal bezorgen en ervoor zal zorgdragen dat derden, die zich vanwege huurder in het gehuurde bevinden, geen overlast zullen veroorzaken voor omwonenden. De maatstaf hierbij is dat geen onrechtmatige overlast mag worden veroorzaakt, en daarvan is sprake als het gedrag van de huurder afwijkt van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er door Laurentius voldoende onderbouwd dat sprake is van langdurige en ernstige overlast vanwege het gedrag van [gedaagde 2] en haar gezin. Laurentius heeft immers een ruime hoeveelheid klachten van meerdere buren overgelegd over de periode oktober 2018 tot heden. Hieruit volgt dat regelmatig sprake was van ernstige geluidsoverlast tot diep in de nacht.
4.8.
De stelling van [gedaagde 2] , dat zij zich van geen kwaad bewust is en dat haar buren haar nooit erop hebben aangesproken, is, gelet op de inhoud van de klachten, ongeloofwaardig. Daarbij zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] regelmatig aangesproken door Laurentius op de overlast, waarbij de buren meerdere malen zijn betrokken. Dat geen klachten zijn ontvangen van andere omwonenden is niet onbegrijpelijk, nu de woningen van de klagende buren aan het gehuurde vastzitten. [gedaagde 2] heeft geen verklaringen van omwonenden overgelegd, waaruit een ander beeld volgt, zodat aan de klachten van de buren niet hoeft te worden getwijfeld.
4.9.
De conclusie uit het rapport van het onderzoek naar de geluidsoverlast leidt niet tot een ander oordeel. Hoewel wordt geconcludeerd dat het geluid uit het gehuurde overwegend binnen de normen blijft, volgt uit het rapport dat het geluid (praten en schreeuwen) tot laat in de nacht doorgaat en bijna continu aanwezig is. Dit gaat daarmee verder dan leefgeluiden die buren van elkaar moeten accepteren.
4.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.11.
In artikel 13 lid 8 van de tussen partijen geldende algemene voorwaarden is opgenomen dat de tuin van het gehuurde niet voor opslag mag worden gebruikt. Uit de overgelegde foto’s, waarvan vaststaat dat deze gedurende de periode dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het gehuurde verbleven op verschillende momenten zijn genomen, aangevuld door de diverse klachten die erover zijn ontvangen volgt dat de tuin van het gehuurde regelmatig werd gebruikt in strijd met de algemene voorwaarden en dat dit gebruik tot overlast heeft geleid. Uit de stukken volgt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook op dit punt regelmatig zijn aangesproken door Laurentius. Ook heeft Laurentius hulp geboden om de situatie te verbeteren zonder dat dit heeft geleid tot een duurzame verbetering in de situatie.
4.12.
De kantonrechter is dus van oordeel dat ook het gebruik van de tuin door [gedaagde 2] een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst is. De wijze waarop de foto’s zijn verkregen (mogelijk zonder toestemming van [gedaagde 2] ) doet niet af aan de feitelijke situatie, zodat dit verweer van [gedaagde 2] niet tot een ander oordeel kan leiden.
4.13.
Op grond van artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. Hiervoor is overwogen dat er sprake is van ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst, die over een lange periode aanwezig zijn geweest. Afgezien van het feit dat deze tekortkomingen niet kunnen worden hersteld door een verbetering in het gedrag van [gedaagde 2] en haar gezin naar aanleiding van de periode dat zij zijn opgevangen bij Sterk Huis, geeft de mededeling van [gedaagde 2] tijdens de mondelinge behandeling dat de situatie zal verbeteren onvoldoende vertrouwen in verbetering van het gedrag.
4.14.
Naast [gedaagde 2] wonen ook haar vijf minderjarige kinderen in de woning. Op grond van artikel 3 IVRK moeten de belangen van kinderen een eerste overweging vormen. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld en is stilgestaan bij het verblijf bij Sterk Huis. [gedaagde 2] heeft weinig toegelicht over de stand van zaken en de achtergrond van de ondertoezichtstelling. Het is wel duidelijk geworden dat er veel hulpverlening bij het gezin betrokken is, dat een en ander niet op vrijwillige basis gebeurt en dat allerminst vast staat dat [gedaagde 2] met haar kinderen weer naar huis zal kunnen gaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarom niet gebleken dat er een noodsituatie dreigt als de huurovereenkomst wordt ontbonden, in die zin dat de kinderen dan mogelijk op straat komen te staan. De belangen van de kinderen verzetten zich in die zin niet tegen ontbinding van de huurovereenkomst.
4.15.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De kantonrechter ziet aanleiding de ontruimingstermijn te bepalen op drie maanden na betekening van dit vonnis om de hulpinstanties, die [gedaagde 2] en haar gezin bijstaan, de mogelijkheid te geven te onderzoeken of er de mogelijkheid is het gezin elders op te vangen.
Meer subsidiair – achterstallige huur:
4.16.
Laurentius vordert een bedrag van € 1.014,86 aan achterstallige huur. [gedaagde 2] stelt dat het gevorderde bedrag aan huur onvoldoende gespecificeerd is, maar de kantonrechter kan haar in die stelling niet volgen. Uit productie 54 van Laurentius volgt dat dit bedrag achterstallig is. Ook volgt uit die productie waaruit dit bedrag bestaat. De vordering wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring:
4.17.
Laurentius heeft gevraagd het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [gedaagde 2] heeft dit verzoek niet weersproken, zodat de kantonrechter de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
Proceskosten:
4.18.
[gedaagde 2] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Laurentius worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,81
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
442,00
(1 punt × € 238,00 en 1 punt × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.178,81
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres 2] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om het gehuurde binnen drie maanden na de betekening van dit vonnis met al de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Laurentius te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Laurentius te betalen:
- een bedrag van € 1.014,86 aan achterstallige huur tot en met augustus 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldata van de huurbedragen, die zijn opgenomen in dit bedrag, tot aan de dag van de volledige betaling,
- een bedrag van € 614,33 aan huur of gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan vanaf 1 september 2024 tot de dag van de feitelijke ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van deze bedragen tot die van de volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van € 1.178,81, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.