ECLI:NL:RBZWB:2024:6873

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 23/3121
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag BPM en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 15.156, welke later werd verminderd naar € 13.625 na een gegrondverklaring van het bezwaar. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend naar aanleiding van deze naheffingsaanslag, waarbij de rechtbank de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag en de hoogte ervan onderzoekt. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met ongeveer 10 maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000 voor belanghebbende. Daarnaast wordt de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de belastingplichtige als de inspecteur in het proces van belastingheffing en bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 mei 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 15.156 (de naheffingsaanslag).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd naar € 13.625 en een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 296.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, [naam 1] , verbonden aan Bothof Services B.V. en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn alsmede een proceskostenvergoeding. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd. Belanghebbende heeft evenwel recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en een proceskostenvergoeding. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft een uit het buitenland afkomstige, gebruikte personenauto van het merk en type Mercedes-Benz AMG G 63 Edition 463 (hierna: de auto) doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. De auto is voor het eerst op 11 oktober 2017 in het buitenland toegelaten tot het verkeer op de weg en heeft een CO2-uitstoot van 322 gr/km (NEDC).
4.1.
Met het oog op de registratie in het kentekenregister heeft belanghebbende aangifte voor de bpm gedaan. Volgens deze aangifte bedraagt de verschuldigde bpm voor de auto € 16.225. Bij de aangifte is een taxatierapport van [V.O.F.] gevoegd (het rapport). Volgens het rapport bedraagt de historische nieuwprijs, de historische bruto bpm en de handelsinkoopwaarde van de auto respectievelijk € 246.136, € 82.575 en € 48.380. De netto catalogusprijs bedraagt € 131.835 en is gebaseerd op de koerslijst Autotelex Pro. De taxateur heeft de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 70.564 gebaseerd op referentievoertuigen verminderd met een marge. Op dit bedrag heeft de taxateur een bedrag van € 22.184 (98,97% van € 22.414,65) in mindering gebracht om tot een taxatiewaarde (handelsinkoopwaarde) te komen van € 48.380.
4.2.
Namens de inspecteur is de auto door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) geïnspecteerd en getaxeerd. De bevindingen daarvan zijn in een rapport vastgelegd.
4.3.
De inspecteur heeft op 13 april 2021 een “Kennisgeving naheffingsaanslag BPM” naar belanghebbende verzonden. In de kennisgeving staat, voor zover thans van belang, het volgende:

Aankoopfactuur/inkoopverklaring
(…)
U hebt bovengenoemde auto gekocht voor een bedrag van € 74.400 (exclusief BTW en bpm). Ik vind het opmerkelijk dat de aankoopprijs van de auto aanzienlijk hoger is dan de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat (inclusief BTW en bpm). De tellerstand bedraagt volgens de factuur 56.715 kilometer. De omvang van de eventuele schade staat niet op de factuur vermeld.
(…)
Waardebepaling DRZ
Uit de beoordeling door DRZ blijkt dat u geen recht hebt op een waardevermindering als gevolg van schade, omdat er geen sprake is van schade dan wel dat er sprake is van gebruikssporen, behorend bij een auto met dezelfde leeftijd en kilometerstand, en daarom niet als schade kunnen worden aangemerkt. DRZ heeft tijdens de fysieke schouw ook geen herstelwerkzaamheden aangetroffen. Ik verwijs u naar het onderzoek waardebepaling van DRZ in de bijlage.
(…)
Reparatiekosten
In het taxatierapport is een bedrag van € 22.414,65 (inclusief BTW) aan schade gecalculeerd. De bewijslast voor een eventuele waardevermindering (door schade) ligt bij u. Indien u van mening bent dat op het moment van aangifte sprake is van (meer) schade, dan dient u de schade aannemelijk te maken, bijvoorbeeld door het overleggen van reparatienota’s en grote kleurenfoto’s. Het taxatierapport alleen is daarvoor onvoldoende. Gelet op vorenstaande ben ik van mening dat u de auto - indien en voor zover er schade op de auto zat - ná de fysieke schouw door [V.O.F.] op 19 maart 2021 én voor het moment dat de auto voor een fysieke schouw werd aangeboden bij DRZ op 6 april 2021, hebt gerepareerd. Bovendien zijn er tijdens de keuring op 18 maart 2021 door de RDW geen schadefoto’s van de auto gemaakt. Dit betekent dat ik geen waardevermindering zal accepteren.
(…)
Netto catalogusprijs: uitvoering
In uw aangifte bpm hebt u aangegeven dat de auto een Mercedes-Benz G-klasse 63 AMG betreft. U hebt echter niet de juiste uitvoering gekozen. Uit het zogenaamde geboortekaartje (SilverDAT VIN-informatie Rapport) blijkt dat het een Mercedes-Benz G-klasse 63 AMG Edition 463 betreft. Ik heb de netto catalogusprijs (inclusief opties) vastgesteld op € 150.435.
(…)
Berekening voor de naheffingsaanslag bpm
In uw aangifte hebt u gekozen om de bruto bpm te berekenen op basis van het tarief van 2019. Omdat het tarief van 2019 voor u het meest gunstig is, heb ik het tarief van 2019 ook gebruikt in mijn berekening. Ik heb bij mijn berekening rekening gehouden met het feit dat de auto op 27 maart 2021 is tenaamgesteld.
Het na te heffen bedrag aan bpm bedraagt € 15.156:
bruto bpm (NEDC) € 82.575
werkelijke afschrijving (61,996%) € 51.194
verschuldigde bpm € 31.381
betaalde bpm € 16.225
bedrag van de naheffing € 15.156
Extra leeftijdskorting
U hebt geen recht op extra leeftijdskorting.

Berekening verschuldigde bpm

Het verschuldigde bpm-bedrag is € 31.381. Het verschil tussen de verschuldigde bpm en de door u betaalde bpm is € 15.156. Voor dit bedrag zal ik een naheffingsaanslag bpm opleggen. Als u belastingrente moet betalen, wordt deze apart vermeld.”
4.4.
In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur, op verzoek van belanghebbende, de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 97.122, gebaseerd de koerslijst Eurotaxglass’s (marge). De naheffingsaanslag is hierdoor verminderd naar € 13.625.

Motivering

Herleidingsmethode
5. De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [1] en naar de conclusie van [naam 2] van 22 december 2023. [2]
Waardevermindering wegens schade
5.1.
Belanghebbende heeft ter zitting zijn standpunt ten aanzien van de deskundigheid van DRZ ingetrokken. Belanghebbende is echter van mening dat de naheffingsaanslag vernietigd dient te worden omdat bij de hertaxatie ten onrechte nauwelijks schade is gecalculeerd zoals bijvoorbeeld de bullbar waarvan een factuur is overgelegd. Belanghebbende wijst verder naar het beleid dat binnen de branche is ontwikkeld ten aanzien van acceptabele gebruiksschade.
5.2.
De inspecteur stelt dat de bewijslast ten aanzien van de schade bij belanghebbende ligt en dat de schade op moment van de hertaxatie door DRZ aanwezig moet zijn. Dat de bullbar een waarde verminderend effect heeft, wordt door de inspecteur betwist. Verder is de inspecteur van mening dat, zo al sprake is van een beleid binnen de branche, hij hieraan niet gebonden is.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door belanghebbende gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van een auto, rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft daartoe gewezen op het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte meer schade had dan door DRZ is onderkend. Met het taxatierapport en de daarbij gevoegde foto’s wordt onvoldoende uitsluitsel gegeven over aard en omvang van de gestelde schade. Dat, zoals belanghebbende stelt, binnen de branche beleid is ontwikkeld over het onderscheid tussen normale gebruikssporen en echte schade en dat een of meer van de volgens dat beleid geldende schade zich voordoet bij de auto, kan niet tot een ander oordeel leiden. De inspecteur is niet gebonden aan beleid dat binnen de branche zou zijn ontwikkeld. Dit brengt mee dat het primaire standpunt van belanghebbende faalt.
Koerslijst Eurotaxglass’s
5.4.
Belanghebbende heeft ter zitting een beroep gedaan op de koerslijst Eurotaxglass’s waarbij rekening wordt gehouden met de bijstelling markt -en dealersituatie.
5.5.
De rechtbank leidt uit de uitspraak op bezwaar af dat de inspecteur in de bezwaarfase reeds de koerslijst Eurotaxglass’s heeft toegepast waarbij tevens rekening is gehouden met de bijstelling markt- en dealersituatie. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om de naheffingsaanslag verder te verminderen.
Rekenfout
5.6.
Belanghebbende is van mening dat de inspecteur een rekenfout heeft gemaakt in de uitspraak op bezwaar waarbij de naheffingsaanslag ten onrechte is vastgesteld op € 13.625 in plaats van € 13.598. De inspecteur is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 268.909, bruto Bpm van € 82.575 en een verschuldigde Bpm van € 29.823. Nu belanghebbende € 16.225 op aangifte heeft voldaan, resteert nog een te betalen bedrag van € 13.598, aldus belanghebbende.
5.7.
De inspecteur is van mening dat van een rekenfout geen sprake is. De inspecteur is in de uitspraak op bezwaar uitgegaan van de historische nieuwprijs uit de koerslijst AutotelexPro van € 268.643 omdat de door DRZ gebruikte koerslijst Eurotaxglass’s geen netto catalogusprijs en ook geen CO2-uitstoot vermeldt.
5.8.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur een rekenfout heeft gemaakt. Dit brengt mee dat de naheffingsaanslag in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding
5.9.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
5.10.
De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt in beginsel twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift op 21 december 2021 bij de inspecteur is ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 9 oktober 2024. Sinds de indiening van het bezwaarschrift tot de datum van deze uitspraak is een periode van bijna 34 maanden verstreken.
5.11.
Uit het voorgaande volgt dat de redelijke termijn met afgerond 10 maanden is overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 1.000. Omdat de bezwaarfase afgerond 17 maanden heeft geduurd en daarmee 11 maanden te lang, komt de volledige overschrijding voor rekening van de inspecteur.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Wel heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 1.000.
6.1.
Omdat het verzoek om een immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van haar proceskosten voor het indienen van dat verzoek. Omdat het verzoek is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, kent de rechtbank voor deze rechtsbijstand 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 875 en wegingsfactor 0,25 [3] , derhalve € 218,75. Tevens krijgt belanghebbende het griffierecht vergoed omdat het verzoek om een immateriële schadevergoeding is gedaan vóór het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024. [4] De inspecteur moet deze kosten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.000;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 9 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

3.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
4.Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567