ECLI:NL:RBZWB:2024:6876
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 901, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 28 augustus 2024, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde van Bothof Services B.V. en de inspecteur door twee medewerkers van de Belastingdienst.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn voor de behandeling van bezwaar en beroep bedraagt in beginsel twee jaar, maar in dit geval is de termijn met bijna 17 maanden overschreden. De rechtbank kent belanghebbende een schadevergoeding van € 1.500 toe, evenals een vergoeding van proceskosten en griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de belastingplichtige om feiten te onderbouwen bij het claimen van een vermindering van belasting, en de rol van de inspecteur in het proces.
De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot het betalen van de immateriële schadevergoeding, het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.