In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een provisioneel verzoek tot vaststelling van een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter, verzoekt om een voorlopige zorgregeling waarbij hij wekelijks minimaal één begeleid bezoekmoment met [minderjarige] kan hebben. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.A.G. van Acker, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 september 2024, waarbij beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is dat er zo snel mogelijk contact tussen hem en de man tot stand komt, gezien de belangrijke hechtingsfase waarin het kind zich bevindt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgang tussen de man en [minderjarige] door een professionele instantie moet worden begeleid, gezien de spanningen tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om een onderzoek te doen naar de zorgregeling en de noodzaak van een kinderbeschermende maatregel. Tevens is er overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie, waarbij de man maandelijks € 77,- aan de vrouw zal betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.