ECLI:NL:RBZWB:2024:7183

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/5629
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Woo-verzoek inzake mondkapjesdeal

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eiseres stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 26 maart 2024, dat was ingediend tegen een besluit van de minister van 14 februari 2024. Dit besluit betrof een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) over het onderzoek naar de mondkapjesdeal. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres had de minister op 21 juni 2024 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, met een uiterste datum van 12 december 2024. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 437,50 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 23 oktober 2024 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5629

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, minister

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 26 maart 2024. Dit bezwaar is ingediend tegen het besluit van de minister van 14 februari 2024 op het verzoek om op grond van de Wet open overheid informatie te ontvangen over het onderzoek van de mondkapjesdeal.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 26 maart 2024. De minister moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. [2] De minister heeft de termijn verlengd met zes weken. De minister had dus uiterlijk op 18 juni 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen de minister moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft de minister op 21 juni 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn wordt aan de minister opgelegd?
4. Omdat de minister nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. De minister heeft uitgelegd dat hij extra tijd nodig heeft omdat het ministerie te maken heeft met een groot aantal Woo-verzoeken en personeelsproblematiek. Daarnaast heeft eiseres nog tijd gehad om extra bezwaargronden aan te leveren wat een tijdige beslissing in de weg heeft gestaan. De minster geeft aan uiterlijk op 12 december 2024 een beslissing op bezwaar te kunnen nemen.
4.2.
Het hoge aantal verzoeken tot openbaarmaking, het personeelsverloop en het verloop van de procedure zelf tussen eiseres en de minister, maken dat de rechtbank reden ziet om af te wijken van de termijn van twee weken. De minister moet daarom uiterlijk 12 december 2024 de beslissing op bezwaar nemen.
Welke dwangsom wordt aan de minister opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, de minister de onder 4.2 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de minister de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op uiterlijk 12 december 2024 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van M. Choyoua, griffier, op 23 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.