ECLI:NL:RBZWB:2024:737
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen exploitatievergunning en handhavingsverzoek in bestuursrechtelijke context
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 2 februari 2024, worden de beroepen van eisers tegen het verlenen van een exploitatievergunning aan de exploitant van een horecagelegenheid en tegen het afwijzen van een handhavingsverzoek beoordeeld. De burgemeester van de gemeente Sluis had op 16 maart 2022 een exploitatievergunning verleend voor de horecagelegenheid, maar deze vergunning werd op 27 februari 2023 in stand gehouden na bezwaar van de eisers. Daarnaast werd een handhavingsverzoek van de eisers op 6 december 2022 afgewezen, omdat er geen overtredingen waren geconstateerd.
De rechtbank heeft op 12 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat de burgemeester de exploitatievergunning eind 2023 heeft ingetrokken, aangezien de exploitant de activiteiten heeft gestaakt. Dit betekent dat het procesbelang van de eisers bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep is komen te vervallen. De rechtbank stelt vast dat er geen concrete plannen zijn voor toekomstige exploitatie, waardoor een inhoudelijke uitspraak over de ingetrokken vergunning niet relevant is.
Wat betreft het handhavingsverzoek concludeert de rechtbank dat er geen overtredingen meer zijn, aangezien de exploitatie is gestaakt. Hierdoor ontbreekt ook het procesbelang bij het beroep tegen de weigering om handhavend op te treden. De rechtbank besluit dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat er geen inhoudelijk oordeel wordt gegeven en dat eisers geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen.