ECLI:NL:RBZWB:2024:737

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2285/ AWB- 23_3678
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen exploitatievergunning en handhavingsverzoek in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 2 februari 2024, worden de beroepen van eisers tegen het verlenen van een exploitatievergunning aan de exploitant van een horecagelegenheid en tegen het afwijzen van een handhavingsverzoek beoordeeld. De burgemeester van de gemeente Sluis had op 16 maart 2022 een exploitatievergunning verleend voor de horecagelegenheid, maar deze vergunning werd op 27 februari 2023 in stand gehouden na bezwaar van de eisers. Daarnaast werd een handhavingsverzoek van de eisers op 6 december 2022 afgewezen, omdat er geen overtredingen waren geconstateerd.

De rechtbank heeft op 12 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat de burgemeester de exploitatievergunning eind 2023 heeft ingetrokken, aangezien de exploitant de activiteiten heeft gestaakt. Dit betekent dat het procesbelang van de eisers bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep is komen te vervallen. De rechtbank stelt vast dat er geen concrete plannen zijn voor toekomstige exploitatie, waardoor een inhoudelijke uitspraak over de ingetrokken vergunning niet relevant is.

Wat betreft het handhavingsverzoek concludeert de rechtbank dat er geen overtredingen meer zijn, aangezien de exploitatie is gestaakt. Hierdoor ontbreekt ook het procesbelang bij het beroep tegen de weigering om handhavend op te treden. De rechtbank besluit dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat er geen inhoudelijk oordeel wordt gegeven en dat eisers geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2285 en 23/3678

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2024 in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats 1] , eisers

en

De burgemeester van de gemeente Sluis

(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] uit [plaats 2] ( [bedrijf] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het verlenen van een exploitatievergunning aan de exploitant van [bedrijf] en hun beroep tegen het afwijzen van een handhavingsverzoek van eisers vanwege gestelde overtredingen door [bedrijf] .
1.1.
De burgemeester heeft de exploitatievergunning voor [bedrijf] aan de [adres] te [plaats 1] met het besluit van 16 maart 2022 verleend. Met het bestreden besluit van 27 februari 2023 op het bezwaar van eisers heeft de burgemeester de exploitatievergunning in stand gelaten.
1.2.
Een handhavingsverzoek van eisers heeft de burgemeester op 6 december 2022 afgewezen, omdat zij geen overtredingen heeft geconstateerd. Het bezwaarschrift daartegen heeft de burgemeester op 5 juni 2023 ongegrond verklaard, met aanvulling van de motivering.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep over het handhavingsverzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van de burgemeester. [bedrijf] is afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang exploitatievergunning
3. De burgemeester heeft ter zitting verklaard dat de exploitatievergunning van 16 maart 2022 eind 2023 is ingetrokken, omdat [bedrijf] de exploitatie omstreeks de zomer van 2023 heeft gestaakt. Die intrekking is inmiddels onherroepelijk. Het pand staat leeg en te huur. Er is geen concreet zicht op een nieuwe huurder en welke activiteiten die gaat ontplooien. Eisers hebben ter zitting bevestigd dat de exploitatie is gestopt en dat het pand te huur staat.
3.1
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat de burgemeester de op 16 maart 2022 verleende exploitatievergunning heeft ingetrokken, in beginsel tot gevolg heeft dat het belang van eisers bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep hiertegen is komen te vervallen. Met het vervallen van de vergunning is immers bereikt wat eisers met het instellen van hun beroep hadden beoogd. Dit kan anders zijn wanneer de vergunning betrekking heeft op terugkerende of toekomstige gelijksoortige activiteiten, waarbij het inhoudelijke oordeel van de rechtbank kan worden betrokken bij deze toekomstige besluiten. [1]
3.2
Eisers vinden dat zij nog procesbelang hebben bij inhoudelijke beoordeling van de ingetrokken vergunning. Zij vrezen dat er in de toekomst een gelijksoortige exploitatievergunning wordt verleend en willen dat de rechtbank uitspreekt dat de vergunning zoals die is verstrekt niet weer verstrekt mag worden.
3.3
Procesbelang kan behouden blijven als sprake zal zijn van toekomstige besluitvorming waarbij het inhoudelijke oordeel over het besluit kan worden betrokken. Het moet daarvoor wel aannemelijk zijn dat die toekomstige besluitvorming zal plaatsvinden. Niet is gebleken dat er concrete plannen liggen om in de toekomst opnieuw een exploitatievergunning te verlenen. Het is zelfs niet duidelijk of er weer horeca in het pand zal worden gevestigd. Bovendien is het nog de vraag of de exploitatievergunning dan gevraagd wordt voor een gelijksoortige horecagelegenheid. Een uitspraak over de ingetrokken exploitatievergunning kan dus niet betrokken worden bij de toekomstige besluitvorming. De rechtbank is daarom van oordeel dat eisers geen procesbelang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de exploitatievergunning.
Procesbelang handhaving
4 Het feit dat de exploitatie is gestaakt betekent dat de overtredingen waar volgens eisers sprake van was, zijn beëindigd. Er is ook geen overtreder meer die aangeschreven kan worden. De burgemeester kan daarom niet meer handhavend optreden. Daarom ontbreekt ook het procesbelang bij het beroep over het weigeren om handhavend op te treden.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn niet ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank geen inhoudelijk oordeel zal geven over deze beroepen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier, op 2 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS, 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2068