Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 6 km per uur harder dan toegestaan op een autosnelweg, vastgesteld door trajectcontrole op 25 september 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 was betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op 16 november 2022 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 13 januari 2023 was ontvangen. Betrokkene had in het beroepschrift aangevoerd dat de huurder van het voertuig verantwoordelijk was voor de boete en dat het beroep te laat was ingediend buiten haar wil om. De kantonrechter oordeelde echter dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden.
De kantonrechter concludeerde dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep tegen die beslissing ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.