ECLI:NL:RBZWB:2024:7836
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in belastinggeschil over verrekening van teruggaaf en naheffingsaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2024, wordt de onbevoegdheid van de rechtbank behandeld in een belastingrechtelijke kwestie. De zaak betreft een beroep van belanghebbende BV tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van de belastingdienst, die op 2 november 2023 een bezwaar tegen een teruggaaf van belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM) niet-ontvankelijk verklaarde. Belanghebbende had recht op een teruggaaf van € 8.787, maar de ontvanger had deze teruggave verrekend met een naheffingsaanslag en een bedrag aan invorderingsrente. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze verrekening, maar de ontvanger stelde dat de belastingrechter niet bevoegd was om over deze beslissing te oordelen.
De rechtbank oordeelt dat de belastingrechter inderdaad niet bevoegd is om te beslissen over de verrekening van bedragen, aangezien deze beslissing niet onder de uitzonderingen valt die in de regelgeving zijn opgenomen. De rechtbank wijst erop dat geschillen over verrekeningen voorgelegd moeten worden aan de burgerlijke rechter. Bovendien verwerpt de rechtbank de stelling van belanghebbende dat het ontbreken van een mogelijkheid om alle geschillen met een bestuursorgaan voor te leggen aan de bestuursrechter in strijd is met het Unierecht. De rechtbank concludeert dat belanghebbende voldoende rechtsbescherming heeft, ook al zijn de vereisten niet gelijk.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank zich onbevoegd, wat betekent dat er geen inhoudelijk oordeel wordt gegeven in deze zaak. Belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten of rentevergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.