ECLI:NL:RBZWB:2024:7850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
11256364 AZ VERZ 24-60 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen VKB Transport B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 1 december 2022 in dienst als chauffeur en had een salaris van € 3.191,01 bruto per maand. De werkgever, VKB, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, die op 8 juli 2024 niet op het werk verscheen en op 9 juli 2024 kort na aankomst vertrok. VKB had de werknemer op 10 juli 2024 officieel gewaarschuwd en een loonstop aangekondigd. De werknemer was niet verschenen op de zitting en had de stellingen van VKB niet weersproken.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer op de juiste wijze was opgeroepen en dat er voldoende grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat het handelen van de werknemer, waaronder het wegnemen van geld van een opdrachtgever, als ernstig verwijtbaar moest worden aangemerkt. Hierdoor werd de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder toekenning van een transitievergoeding. VKB vorderde ook een schadevergoeding van € 10.804,72, die door de kantonrechter in beginsel toewijsbaar werd geacht, met uitzondering van de opleidingskosten, die op grond van de wet niet voor rekening van de werknemer konden komen. Uiteindelijk werd een bedrag van € 6.630,85 aan schadevergoeding toegewezen, en de proceskosten werden op € 1.202,00 vastgesteld, te betalen door de werknemer.

De beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 11256364 AZ VERZ 24-60
beschikking d.d. 4 november 2024
inzake
de besloten vennootschap VKB Transport B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te (4844 HB) Terheijden aan het adres Haagwinde 16 ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A. Tel, werkzaam ten kantore van D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [plaats] aan [adres 2] ,
verweerder,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna VKB en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 12 augustus 2024 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
  • de brief van 3 oktober 2024 van de gemachtigde van VKB met bijgevoegd het oproepingsexploot van 2 oktober 2024;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 4 oktober 2024;
  • de ter mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie van de gemachtigde van VKB .
1.2
Op de mondelinge behandeling van 4 oktober 2024 is namens VKB verschenen de heer van [naam 1] , mevrouw [naam 2] , bijgestaan door [naam 3] is niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
[verweerder] , geboren op [geboortedag] 1994, is sinds 1 december 2022 in dienst bij VKB . De functie van [verweerder] is Chauffeur met een salaris van € 3.191,01 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag) bij een 40-urige werkweek. Op de arbeidsovereenkomst is de cao beroepsgoederenvervoer van toepassing.
2.2
[verweerder] is op 8 juli 2024 niet op het werk verschenen. Op 9 juli 2024 is hij kort na aankomst van het werk vertrokken en nadien is er geen contact meer geweest tussen VKB en [verweerder] .
2.3
VKB heeft [verweerder] op 10 juli 2024 officieel gewaarschuwd voor het niet verschijnen op 8 juli 2024, het op 9 juli 2024 te laat komen en kort na aankomst vertrekken van het werk en het niet verschijnen op het werk op 10 juli 2024. In de brief wordt een loonstop aangezegd. Het loon is inmiddels stopgezet.
2.4
VKB heeft [verweerder] op enig moment aansprakelijk gesteld voor het weggenomen geld en diverse schadeposten. Op 11 juli 2024 heeft [naam 1] , werkzaam bij VKB , aangifte gedaan van verduistering tegen [verweerder] . VKB heeft inmiddels tijdens het dienstverband € 3.104,23 op het loon van [verweerder] ingehouden.
2.5
Bij brief van 19 juli 2024 heeft VKB [verweerder] nog eenmaal opgeroepen op het werk te verschijnen en hem nogmaals officieel gewaarschuwd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1
VKB verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen of een verstoorde arbeidsverhouding. VKB vraagt daarbij geen rekening te houden met de geldende opzegtermijn en geen transitievergoeding toe te wijzen, nu zij van mening is dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Tot slot vordert zij een schadevergoeding van € 10.804,72 netto.
3.2
Ter onderbouwing van haar verzoeken en vordering voert VKB aan dat [verweerder] :
- heeft gereden onder invloed van Cannabis;
- een boete heeft gekregen van een opdrachtgever wegens verslapen;
- verantwoordelijk is voor het aanrijden/van de weg drukken van een personenauto;
- verantwoordelijk is voor het frontaal aanrijden van een EZ-Chopper;
- buitensporig hard binnen de bebouwde kom heeft gereden en daar een boete voor heeft ontvangen;
- verantwoordelijk is voor een terminalverbod bij Hutchison Ports Euromax in Rotterdam;
- een inbraak in zijn vrachtwagen in scene heeft gezet, daarbij veel schade heeft veroorzaakt aan de vrachtwagen en geld van een opdrachtgever heeft weggenomen;
- thans niet meer bereikbaar is voor VKB en al maanden niet op het werk is verschenen.
3.3
[verweerder] is niet in deze procedure verschenen. Hij heeft de stellingen van VKB dus niet weersproken.

4.De beoordeling

oproeping
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [verweerder] op de juiste wijze is opgeroepen. [verweerder] heeft het door de griffie aangetekend verzonden verzoekschrift niet opgehaald. De oproeping voor de mondelinge behandeling is ook per gewone post naar [verweerder] verstuurd. De gemachtigde van VBK heeft bovendien het verzoekschrift en de oproepingsbrief bij deurwaardersexploot van 2 oktober 2024 aan [verweerder] laten betekenen.
ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.2
De kantonrechter overweegt dat een arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.3
Onder een redelijke grond voor ontbinding wordt onder andere verstaan verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dit is de zogenoemde e-grond (artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW).
4.4
De stellingen van VKB zijn niet weersproken. Gelet op het handelen van [verweerder] is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van verwijtbaar handelen, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e BW. Herplaatsing ligt, gelet op het handelen van [verweerder] , niet in de rede, zodat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden.
Ernstig verwijtbaar handelen
4.5
In beginsel dient de kantonrechter bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de geldende opzegtermijn en is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd aan de werknemer. Dit is anders als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW en artikel 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW). Deze uitzonderingsgrond heeft een beperkte reikwijdte en moet terughoudend worden toegepast (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 februari 2019, gepubliceerd op www. rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2019:203 (Woondroomzorg)). Uitsluitend in uitzonderlijke gevallen kan hiervan sprake zijn, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Daarbij zijn de omstandigheden van het geval – waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer – slechts van belang voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer kan zich bijvoorbeeld voordoen als een werknemer zich schuldig maakt aan diefstal of andere misdrijven (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 40).
4.6
Gelet op het onweersproken gestelde handelen van [verweerder] en dan met name het wegnemen van het geld van een opdrachtgever van VKB , is de kantonrechter van oordeel dat hij ernstig verwijtbaar gehandeld heeft. De kantonrechter zal dan ook geen rekening houden met de opzegtermijn en de overeenkomst ontbinden op 1 november 2024 zonder toekenning van een transitievergoeding.
Schadevergoeding
4.7
VKB vordert een bedrag van € 10.804,72 aan schadevergoeding, bestaande uit herstelkosten, expertisekosten, (verkeers)boetes, weggenomen gelden en opleidingskosten. VKB heeft als productie 6 een onderbouwing van de schade overgelegd in de vorm van de afschriften van de boetes, de factuur van de opleidingskosten en het expertiserapport. Daarnaast heeft zij de gestelde schadeposten ter mondelinge behandeling nader onderbouwd. Hiermee heeft VKB de gevorderde schadevergoeding, naar het oordeel van de kantonrechter, voldoende onderbouwd zodat deze in beginsel toewijsbaar is.
4.8
Met betrekking tot de opleidingskosten overweegt de kantonrechter dat in lid 1 van artikel 7:611a BW is bepaald dat de werkgever de werknemer in staat stelt scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn/haar functie. In lid 2 van voormeld artikel is vervolgens bepaald dat de scholing kosteloos wordt aangeboden als een werkgever op grond van toepasselijk unierecht, toepasselijk nationale recht, een collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan verplicht is zijn werknemers scholing te verstrekken om het werk waarvoor zij zijn aangenomen uit te voeren.
4.9
VKB heeft ter mondelinge behandeling gesteld dat de genoten scholing wettelijk verplicht is om het werk te kunnen blijven uitvoeren. Het is volgens haar gebruikelijk, volgend uit de cao, dat de kosten ten laste van de werknemer komen.
4.1
De kantonrechter overweegt dat, omdat VKB stelt dat sprake is van wettelijk verplichte scholing, de kosten op grond van artikel 7:611a lid 1 BW al niet voor rekening van [verweerder] kunnen komen. Deze zullen dus worden afgewezen. Ten overvloede overweegt de kantonrechte dat deze kosten ook op grond van de cao niet voor rekening van de werknemer kunnen komen, omdat het gaat om wettelijk verplichte scholing (artikel 43 tot en met 45 van de cao Beroepsgoederenvervoer).
4.11
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter een bedrag van € 9.735,08 zal toewijzen. Nu al een bedrag van € 3.104,23 is ingehouden op het loon van [verweerder] zal een bedrag van € 6.630,85.
Proceskosten
4.12
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] . De proceskosten van VKB worden begroot op:
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.202,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2024;
5.2
veroordeelt [verweerder] om binnen één maand na beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan VKB te betalen een bedrag van € 6.630,85;
5.3
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van € 1.202,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Tilman-Knoester, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.