In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2024, wordt er geoordeeld over de beroepen van belanghebbende B.V. tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, met betrekking tot aanslagen vennootschapsbelasting en opgelegde boetes voor de jaren 2016 tot en met 2019. De rechtbank heeft de beroepen voor de jaren 2016 tot en met 2018 ongegrond verklaard, omdat de bezwaren niet tijdig waren ingediend. De inspecteur had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren te laat zijn ingediend en dat er geen verontschuldiging voor deze termijnoverschrijding is aangetoond. De bezwaartermijn voor deze jaren is vastgesteld op respectievelijk 30 juni 2018, 4 mei 2019 en 21 maart 2020, en de bezwaarschriften zijn ruim na deze data ontvangen.
Voor het belastingjaar 2019 oordeelt de rechtbank echter dat het beroep gegrond is. De inspecteur heeft aangegeven dat de aanslag voor dit jaar dient te worden verminderd tot nihil en dat de verzuimboete vernietigd moet worden. De rechtbank volgt dit oordeel en vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de aanslag VPB 2019 naar nihil en vernietigt de bijbehorende boete en belastingrentebeschikking. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 875,-, en het griffierecht van € 365,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.