Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een wijze die niet was aangegeven op de Venestraat te Geertruidenberg op 9 april 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig, terwijl betrokkene niet verscheen. Betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Hij stelde dat er geen duidelijke aanwijzingen waren voor de juiste parkeerwijze en dat de parkeervakken te smal waren, waardoor schuin parkeren noodzakelijk was. Betrokkene had foto’s als bewijs overgelegd en stelde dat hij niemand had gehinderd.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging niet was komen vast te staan, mede door het ontbreken van duidelijke bebording. Hierdoor was de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking van de boete. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag van € 119,- aan betrokkene terug te betalen. Deze uitspraak werd gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.