ECLI:NL:RBZWB:2024:7936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
23/11995
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een pand in Dongen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het college verleende omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het verbouwen van een pand in Dongen. De rechtbank heeft op 18 november 2024 uitspraak gedaan in de zaak, waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. O.P.N.M. Tennebroek, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, vertegenwoordigd door G.M. van Dijck, en vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. drs. J. Jaspers, betrokken waren. De rechtbank oordeelt dat het college bij besluit van 13 februari 2023 de omgevingsvergunning heeft verleend, maar dat het bestreden besluit van 2 november 2023, waarin het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond werd verklaard, niet voldoende gemotiveerd was. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de conclusie dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan terecht was. De rechtbank oordeelt dat de vergunninghouder recht had op de omgevingsvergunning, ondanks de geconstateerde motiveringsgebreken. Eiser krijgt het griffierecht vergoed en een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11995

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. O.P.N.M. Tennebroek),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen, het college

(gemachtigde: G.M. van Dijck).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [plaats 2] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. drs. J. Jaspers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het college verleende omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het verbouwen van het pand aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 1] .
1.1.
Het college heeft bij besluit van 13 februari 2023 (primair besluit) de omgevingsvergunning verleend. Met het bestreden besluit van 2 november 2023 heeft het college het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en de omgevingsvergunning met een nadere motivering in stand gelaten.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, [naam 1] en [naam 2] namens het college en derde-partij, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Vergunninghouder is eigenaar van het perceel aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 1] (het perceel). Op 24 december 2022 is door hem een aanvraag ingediend voor het verbouwen van zijn pand op het perceel.
2.1.
Bij besluit van 13 februari 2023 (primair besluit) is de aangevraagde omgevingsvergunning verleend.
2.2.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.3.
De bezwaarschriftencommissie heeft op 12 oktober 2023 een advies uitgebracht waarbij geadviseerd wordt om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren en een nieuw besluit te nemen waarbij getoetst wordt aan het Parapluplan Parkeren Dongen en het bestemmingsplan Zuid en West Dongen .
2.4.
Het college heeft het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning in stand gelaten met een nadere motivering.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college terecht de omgevingsvergunning aan vergunninghouder heeft verleend voor het verbouwen van het pand aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 1] . De verbouwing voorziet in het realiseren van een woning bestaande uit twee verdiepingen in de voorbouw, het realiseren van vier studio’s in de achterbouw en het maken van een onderdoorgang naar de binnenplaats. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. Het bestreden besluit is een besluit genomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is de Wabo ingetrokken. Omdat de aanvragen die hebben geleid tot het bestreden besluit zijn ingediend voor 1 januari 2024, volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet dat dit geschil moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan ‘ Zuid en West Dongen ’?
6. Eiser stelt dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan ‘ Dongen: Zuid en West Dongen ’ omdat er op grond van artikel 6.1 van de planregels zonder detailhandel niet gewoond mag worden. Daarnaast moet wonen in relatie met het begrip ‘woning’ in artikel 1.59 worden uitgelegd, waardoor maar één huishouden gevestigd mag worden in het pand. Ook valt de woning onder de definitie van bedrijfswoning in artikel 1.14 van de planregels. Volgens eiser wordt in normaal spraakgebruik de door vergunninghouder beoogde wijze van wonen gezien als kamerverhuur of hotel. Ook wordt een deel van de studio’s gerealiseerd op de bestemming ‘bedrijf’ en is daarmee in strijd met het bestemmingsplan.
6.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat wonen ter plaatse op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Er is geen strijd met het bestemmingsplan.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat binnen het bouwvlak met de bestemming ‘Detailhandel’, wonen is toegestaan. Onder artikel 6.1 van de planregels zijn de gronden met de bestemming ‘Detailhandel’ mede bestemd voor ‘wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten’. Gelet op de toelichting bij het bestemmingsplan en de bestemmingsplansystematiek is, anders dan eiser bepleit, niet alleen wonen in combinatie met bedrijvigheid toegestaan maar ook wonen zonder bedrijvigheid. In paragraaf 4.3 van de toelichting op het bestemmingsplan staat namelijk dat binnen de bestemming ‘Detailhandel’ ook gewoond mag worden, zonder dat daarbij de voorwaarde van bedrijvigheid wordt gesteld. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het bestemmingsplan ook in artikel 22.1 bij de bestemming ‘Wonen’ alleen ‘wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten’ als toegestane wijze van bewoning opneemt. Deze formulering die zowel in artikel 6.1 als in artikel 22.1 wordt gebruikt, kan niet anders worden begrepen dan dat zowel wonen zonder als wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan. Een andere uitleg zou ertoe leiden dat zelfs onder de bestemming ‘Wonen’ alleen in combinatie met bedrijvigheid mag worden gewoond. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om bij ‘wonen’ in de zin van artikel 6.1 de definitie van ’woning’ in artikel 1.59 te betrekken. In de planregels wordt namelijk nergens een verbinding gelegd tussen artikel 6 en artikel 1.59. Dit betekent dat de planregels zich bij de bestemming ‘Detailhandel’ niet verzetten tegen het wonen in meerdere woonunits.
Voor zover het gaat om bebouwing in het bouwvlak met de bestemming ‘bedrijf’ stelt de rechtbank vast dat de bestemming ‘bedrijf’ zoals bedoeld in artikel 4.1 van het bestemmingsplan niet voorziet in wonen. Ter zitting is bevestigd dat het achterste deel van twee van de studio’s ligt in dat bouwvlak. In beginsel zou dit dus strijd opleveren met het bestemmingsplan. Ter zitting is door het college echter, onder het tonen van toenmalige vergunningstukken, aangevoerd dat er op 16 december 2004 een vergunning is verleend voor het verbouwen van de gehele achterbouw tot woning. Volgens het college is daarmee een vergunde situatie ontstaan om te wonen in de achterbouw van het pand, inclusief het deel binnen het bouwvlak met de bestemming ‘bedrijf’. De rechtbank volgt dit standpunt van het college en is van oordeel dat dit betekent dat het vanaf 16 december 2004 inderdaad is toegestaan om in de hele achterbouw van het pand te wonen, hoewel deels de bestemming ‘bedrijf’ van kracht is. Het enige wat resteert is dat het bouwplan gedeeltelijk in strijd is met de verbeelding omdat de verbeelding naderhand door het college nog niet is gecorrigeerd. Dit levert echter geen weigeringsgrond op zoals bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo.
Het college heeft dus terecht beslist dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan ‘ Dongen: Zuid en West Dongen ’.
Is het bouwplan in strijd met het paraplubestemmingsplan ‘Parapluplan Parkeren Dongen’?
7. Eiser stelt dat het bouwplan in strijd is met het ‘Parapluplan Parkeren Dongen’. De afmetingen van de door eiser op de binnenplaats ingetekende parkeerplaatsen komen niet overeen met de Aanbeveling voor verkeersvoorzieningen van CROW [1] . De binnenplaats is te klein waardoor er binnen het vlak met de bestemming ‘detailhandel’ maar plaats is voor twee auto’s.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat voldaan wordt aan het ‘Parapluplan Parkeren Dongen’. Het bouwplan voorziet in vijf parkeerplaatsen op eigen terrein binnen de bestemming ‘detailhandel’. Er hoeft geen gebruik te worden gemaakt van het deel van het terrein waarop de bestemming ‘bedrijf’ geldt.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college ten onrechte van belang heeft geacht of op de binnenplaats ruimte is voor het parkeren van vijf auto’s. Vergunninghouder heeft namelijk terecht aangevoerd dat bij de vraag of het bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid, alleen rekening moet worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte ten opzichte van de parkeerbehoefte bij het voorgaande vergunde gebruik van het pand [2] . Een eventueel tekort aan parkeerplaatsen dat al bestond, hoeft bij een nieuwe invulling niet opgelost te worden. In de gemeente Dongen is dit geregeld in paragraaf 3.2 van ’Parkeernormen Dongen’ dat als Bijlage 1 is gevoegd bij het ‘Parapluplan Parkeren Dongen’. Het college heeft tijdens de zitting erkend dat in het bestreden besluit ten onrechte niet is getoetst aan paragraaf 3.2 van ‘Parkeernormen Dongen’. In zoverre kleeft aan het besluit een motiveringsgebrek dat leidt tot vernietiging van het bestreden besluit.
De overige beroepsgronden tegen de verleende omgevingsvergunning
8. Eiser stelt verder dat de omgevingsvergunning in strijd is met de normen voor geluidsisolatie in het Bouwbesluit, dat ook een vergunning voor een uitrit nodig is, dat zijn eigen pand in waarde zal verminderen en dat de verkeersveiligheid betrokken had moeten worden in het bestreden besluit.
8.1.
Wat betreft het beroep op geluidsisolatienormen in het Bouwbesluit oordeelt de rechtbank dat die beroepsgrond afstuit op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft toegelicht dat in de woning en in de studio’s teveel geluid te horen zal zijn van buiten en vanuit de overige woonunits. Met zijn beroepsgrond doet eiser dus een beroep op normen die zijn bedoeld om de bewoners van het pand van vergunninghouder te beschermen. Gezien artikel 8:69a van de Awb kan dat niet tot vernietiging van een besluit leiden. De overige beroepsgronden zijn niet te relateren aan één van de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo zodat de rechtbank ook die beroepsgronden niet zal beoordelen.
Is er aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten?
9. Zoals is overwogen in onderdeel 7.2. moet het bestreden besluit vernietigd worden, omdat daarin geen vergelijking is gemaakt tussen de parkeerbehoefte in de voorgaande vergunde situatie en de beoogde situatie. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat ondanks die vernietiging de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand moeten blijven. Tijdens de zitting is namelijk onweersproken vastgesteld dat de voorgaande vergunde situatie (winkel plus bovenwoning in de voorbouw en woning in de achterbouw) tenminste een parkeerbehoefte van vijf auto’s had. In die parkeerbehoefte werd niet voorzien op eigen terrein omdat de binnenplaats niet toegankelijk was voor auto’s. In de nieuwe situatie (een woning van twee verdiepingen en vier studio’s) geldt onweersproken een parkeerbehoefte van (afgerond) vijf auto’s. Dat betekent dat het bouwplan niet leidt tot een extra parkeerbehoefte en parkeren op eigen terrein (gezien paragraaf 3.2 van ‘Parkeernormen Dongen’) niet vereist is. Of er vijf auto’s op de binnenplaats geparkeerd kunnen worden, is dus niet van belang.
Het college heeft dus, ondanks een verkeerde motivering, terecht beslist dat geen sprake is van strijd met het ‘Parapluplan Parkeren Dongen’. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
Heeft het college in bezwaar terecht 1 punt toegekend als vergoeding in de proceskosten?
10. Eiser stelt dat er in de bezwaarfase twee punten toegekend moesten worden als vergoeding in de proceskosten. Eiser werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener tijdens de hoorzitting en bij het opstellen van een bezwaarschrift.
10.1.
Het college blijft bij het standpunt dat in bezwaar terecht één punt is toegekend.
10.2.
De rechtbank stelt vast dat het college aanleiding heeft gezien om in bezwaar een proceskostenvergoeding toe te kennen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij terecht geen punt toegekend voor het door eiser zelf ingediende bezwaarschrift. Ook als eiser daarbij achter de schermen werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, volgt uit het Besluit proceskosten bestuursrecht dat alleen een vergoeding kan worden toegekend als de proceshandeling daadwerkelijk wordt verricht door een professionele rechtsbijstandverlener. Het college heeft daarom terecht in bezwaar niet meer dan één punt toegekend.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten omdat de conclusie dat toepassing van het Parapluplan Parkeren Dongen niet leidt tot weigering van de gevraagde omgevingsvergunning wel terecht was. De rechtbank geeft daarbij toepassing aan artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 2 november 2023;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Hooghiemstra, griffier, op 18 november 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Bestemmingsplan Zuid en West Dongen
Artikel 6.1 (voor zover relevant)
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
b. Wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Parapluplan Parkeren Dongen
4.1
Voldoende parkeergelegenheid
a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
b. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het parkeerbeleid van de gemeente Dongen zoals opgenomen in Bijlage 1, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt of vervangen wordt door een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen beleidsregel, met deze nieuwe versie of beleidsregel rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
Parkeernormen Dongen
3.2
Sloop/nieuwbouw of functiewijziging
Bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met de parkeervraag van de bestaande situatie. Dit betekent dat in het geval van sloop/nieuwbouw of functiewijziging eerst de parkeerbehoefte van bestaande (te vervallen) functies wordt bepaald met behulp van de parkeernormen en -indien van toepassing- aanwezigheidspercentages uit deze nota. Deze parkeerbehoefte mag vervolgens worden afgetrokken van de parkeerbehoefte in de nieuwe situatie. Dit geldt echter alleen als het gebouw de laatste vijf jaar nog legaal gebruikt is. Als een gebouw of terrein meer dan vijf jaar ongebruikt is, moet de parkeerbehoefte van de bestaande functie op nihil worden gesteld.

Voetnoten

1.Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:378