ECLI:NL:RBZWB:2024:795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
AWB-23_2398
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaren omgevingsvergunning mini-camping

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, waarin hun bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunning voor een mini-camping niet-ontvankelijk zijn verklaard. De vergunning was verleend op 29 september 2022 voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een mini-camping met maximaal 15 kampeermiddelen op het perceel [adres 1] te [plaats]. De eisers, die in de nabijheid van het perceel wonen, hebben aangevoerd dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat zij niet zijn gehoord in de procedure. Ze betogen dat de reguliere procedure niet gevolgd had moeten worden, maar dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van toepassing was.

Tijdens de zitting op 23 november 2023 in Middelburg hebben eisers zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. C.C.P. Jansen. De rechtbank heeft overwogen dat eisers geen gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van de mini-camping, gezien de afstand van ongeveer 600 meter tussen hun woningen en het perceel. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de factoren zoals afstand, zicht, en milieugevolgen. De rechtbank concludeert dat de eisers terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat hun beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig en is openbaar gemaakt op 8 februari 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2398 WABO

uitspraak van 8 februari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] , te [plaats] , eisers,

gemachtigde: [gemachtigde]
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 6 april 2023 (bestreden besluit) inzake het niet-ontvankelijk verklaren van hun bezwaren tegen de op 29 september 2022 verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een mini-camping met niet meer dan 15 kampeermiddelen en de daarbij behorende rand- en campingbeplanting op het perceel [adres 1] te [plaats] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 23 november 2023. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde [gemachtigde] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.C.P. Jansen.

Overwegingen

1. Mevr. [naam] heeft op 14 maart 2022 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisering van een mini-camping met niet meer dan 15 kampeermiddelen en de daarbij behorende rand- en campingbeplanting op het perceel [adres 1] te [plaats] .
Bij het primaire besluit van 29 september 2022 heeft het college de gevraagde vergunning verleend.
Tegen dit besluit hebben eisers een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard omdat eisers geen gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van de mini-camping.
2. Eisers hebben in bezwaar betoogd dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Daarbij hebben zij aangevoerd dat zij ten onrechte niet zijn gehoord. Voorts hebben zij aangevoerd dat ten onrechte de reguliere procedure is gevolgd. Volgens eiseres had het college de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) moeten volgen.
3. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt – voor zover hier van belang – dat degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar dient te maken.
Artikel 8:1 van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4. Eisers hebben een (recreatie)woning aan de respectievelijke adressen [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] , [adres 9] , [adres 10] , [adres 11] en [adres 12] . De woningen [adres 12] en [adres 13] liggen het meest nabij het perceel [adres 1] . De afstand tussen deze twee woningen en het perceel [adres 1] bedraagt hemelsbreed ongeveer 600 meter. De overige woningen liggen op een grotere afstand.
4.1
Desgevraagd door het college hebben eisers verklaard dat zij lichthinder en verkeersoverlast vrezen ten gevolge van de komst van de mini-camping.
4.2
Volgens vaste rechtspraak, onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State van 11 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3097, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een omgevingsvergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’, dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het betrokken besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat eisers gevolgen van enige betekenis ondervinden van het realiseren van de mini-camping. Weliswaar vergt het enige tijd voordat de aan te leggen beplanting de mini-camping geheel aan het zicht onttrekt, maar het is niet aannemelijk dat bewoners op 600 meter afstand lichthinder van enige betekenis zullen ondervinden door de komst van 15 kampeermiddelen. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat eisers verkeersoverlast zullen ondervinden ten gevolge van het aanleggen van 15 kampeermiddelen. Bij een dergelijke kleinschalige ontwikkeling zullen er weliswaar een beperkt aantal extra verkeersbewegingen plaatsvinden, maar de uitweg van de minicamping ligt aan de [straatnaam 1] . De ontsluiting vindt vanaf daar plaats langs verschillende wegen, waarbij de route via de weg waaraan de woningen van eiseres liggen, niet voor de hand ligt. Indien en voor zover het verkeer naar en van het perceel [adres 1] gebruik maakt van [straatnaam 2] , is het opgenomen in de normale verkeersdrukte.
5. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eisers terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Aan de stelling van eisers dat zij ten onrechte niet zijn gehoord en dat de uov gevolgd had moeten worden komt de rechtbank niet toe.
6. Het beroep van eisers zal ongegrond verklaard worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 8 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier L.P. Hertsig, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.