ECLI:NL:RBZWB:2024:82

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
BRE 22/4900
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag rioolheffing gebruikersdeel door belanghebbende ongegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 mei 2022 een aanslag rioolheffing voor het gebruikersdeel opgelegd van € 337,56 voor het belastingjaar 2022. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde. Tijdens de zitting op 29 november 2023 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij een grote tuin heeft en dat hij veel water heeft gebruikt voor besproeiing, wat niet via het gemeentelijke riool zou zijn afgevoerd. Hij voegde schermafbeeldingen toe ter onderbouwing van zijn verbruik.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4900
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk,de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 september 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 mei 2022 een aanslag rioolheffing voor het gebruikersdeel ter hoogte van € 337,56 voor het belastingjaar 2022 opgelegd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en [naam] namens de heffingsambtenaar.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft bij beschikking van 31 mei 2022 een aanslag rioolheffing voor het gebruikersdeel opgelegd gekregen.

3.Overwegingen

3.1.
Belanghebbende is gebruiker van het perceel aan de [adres] te [plaats] .
3.2.
Op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van Rioolheffing 2022 van de gemeente Oisterwijk (hierna: de verordening) wordt een gebruikersbelasting geheven aan de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
3.3.
Belanghebbende heeft in belastingjaar 2022 een aanslag voor het gebruikersdeel opgelegd gekregen ter hoogte van € 337,56 voor een verbruik van 251 m3 tot en met 500 m3.
3.4.
De rioolheffing wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. Dit aantal kubieke meters wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatst aan het belastingtijdvak voorafgaande afrekenperiode van Brabant Water naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. [1] Indien een belastingplichtige meent dat deze wijze van vaststellen in zijn geval geen recht doet aan de werkelijkheid, dan moet hij aantonen hoeveel kubieke meter water niet is afgevoerd. Dit wordt dan in mindering gebracht op de berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water.
3.5.
Belanghebbende is het niet eens met de hoogte van de aanslag. Hij voert aan dat hij een grote tuin heeft en dat hij vanwege de droge zomer en de lage waterstand in 2020 veel water heeft gebruikt om zijn tuin te besproeien. Dit water wordt niet afgevoerd via het gemeentelijke riool, aldus belanghebbende. Ter onderbouwing van deze stelling heeft belanghebbende schermafbeeldingen van zijn huidige gebruik (anno 2023) aangeleverd, dat significant lager ligt dan het verbruik in 2021, nu hij is gestopt met het besproeien van zijn tuin.Ter zitting heeft hij nog aangevoerd dat hij vindt dat de wijze van berekenen van het afgevoerde water onzorgvuldig is.
3.6.
De rechtbank begint met het laatste punt. In de verordening staat de wijze van vaststellen van het gebruikersdeel beschreven. Daarin staat dus dat dat gebruikersdeel wordt vastgesteld aan de hand van het toegevoerde en opgepompte water volgens de toepasselijke afrekenperiode van Brabant Water. Deze wijze van berekenen is ook niet ongebruikelijk. De heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat de aanslag ook op deze wijze is berekend. Van onzorgvuldigheid in de berekening van de aanslag die is opgelegd aan belanghebbende is dan ook niet gebleken. Voor zover belanghebbende bedoelt dat de verordening op dit punt buiten toepassing zou moeten blijven, geldt dat de rechtbank in het standpunt van belanghebbende geen aanleiding ziet om te concluderen dat er iets mis is met de verordening waardoor deze geheel of gedeeltelijk niet zou gelden. De rechtbank volgt belanghebbende dan ook niet in zijn standpunt.
3.7.
Op grond van de verordening rust op belanghebbende de bewijslast hoeveel kubieke meter water niet is afgevoerd via het riool. Belanghebbende voert weliswaar een reden aan voor zijn standpunt dat niet al het verbruikte water door het riool is afgevoerd – namelijk dat hij zijn tuin gesproeid heeft – maar de heffingsambtenaar betwist dat dit voldoende is om de hoeveelheid water die niet is afgevoerd duidelijk te maken. Dat betekent dat de rechtbank een oordeel moet geven over de vraag of het enkele gegeven dat belanghebbende heeft gesproeid, voldoende is om te concluderen dat de aanslag rioolheffing te hoog is vastgesteld. De rechtbank is, net als de heffingsambtenaar, van oordeel dat belanghebbende niet voldoende heeft aangevoerd voor die conclusie. Het enkele feit dat belanghebbende heeft gesproeid, maakt niet inzichtelijk dat hij voor een lagere gebruikscategorie aangeslagen had moeten worden. Voor die conclusie had belanghebbende zijn standpunt meer handen en voeten moeten geven. Op de vraag van belanghebbende hoe hij dat dan moet doen, merkt de rechtbank op dat het niet aan haar is om dat voor belanghebbende in te vullen, maar dat hij wellicht in andere uitspraken, te vinden via www.rechtspraak.nl, inspiratie kan vinden.
3.8.
Nu belanghebbende niet aan de voornoemde bewijslast heeft voldaan, oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar de hoeveelheid afgevoerd water juist heeft gesteld op het aantal kubieke meters water dat is toegevoerd.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag rioolheffing gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. de Boer, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 10 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 5 lid 3 van de Verordening op de heffing en de invordering van Rioolheffing 2022 van de gemeente Oisterwijk.