ECLI:NL:RBZWB:2024:8221
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op WOZ-beschikking
In deze zaak heeft de heffingsambtenaar van SaBeWa de waarde van een pand vastgesteld per 1 januari 2022. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze WOZ-beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft niet tijdig beslist. De belanghebbende heeft op 1 maart 2023 bezwaar ingediend, en de heffingsambtenaar had uiterlijk op 31 december 2023 moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft de belanghebbende op 22 januari 2024 de heffingsambtenaar in gebreke gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is omdat de heffingsambtenaar niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar. Tevens is er een dwangsom van € 50 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442, omdat de heffingsambtenaar niet tijdig heeft gereageerd op de ingebrekestelling. Daarnaast moet de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende vergoeden. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 109,38. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink op 2 december 2024.